Reading

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waarom werd het alarmnummer door een moeder gebeld?
A
Haar zoon wilde niet naar bed.
B
Haar zoon deed 's nachts in huis alle lampen aan.
C
Haar zoon wilde niet thuis komen.

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Welke straf wordt aan de man opgelegd?
A
Rijden onder invloed.
B
Gebruik maken van de straat in plaats van het trottoir.
C
In beslag nemen van zijn rolstoel.
D
De straf is nog niet bekend.

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Wanneer kun je hier als visser een boete krijgen van $200,00?
A
Als je niet weet hoe de 'Bull Trout' er uit ziet.
B
Als je de 'Bull Trout' weer laat gaan nadat je hem gevangen hebt.
C
Als je de 'Bull Trout' bewaart nadat je hem gevangen hebt.
D
Als je gesnapt wordt met een 'Bull Trout' aan je haak.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Op hoeveel personen staat het wereldrecord haar knippen in 24 uur?
A
50
B
360
C
341
D
344

Slide 8 - Quiz

Text 1


The answer is ....

Slide 9 - Slide

Wat is de taak van de "parkeerfee"?
A
het bewaken van auto's van klanten
B
het bijvullen van parkeermeters van klanten
C
het inpakken van boodschappen voor klanten

Slide 10 - Quiz

Text 2
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 11 - Slide

Waarom droegen vier jongens van de school een rok?
A
als grap op de laatste schooldag
B
als protest tegen saaie schooluniformen
C
als tegenprestaties voor een verloren weddenschap

Slide 12 - Quiz

Text 3
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 13 - Slide

Op welke nieuwe manier kunnen apen bezoekers terugpesten?
A
lucht laten blazen
B
naar mensen spugen
C
van alles gooien

Slide 14 - Quiz

Reading
Swapping / Wissel
You get the answer first. / Je krijgt het antwoord eerst.
Find the sentence that supports the answer. / Zoek de zin die dat antwoord ondersteunt.
Answer by giving the first two words of the sentence. / Antwoord door de eerste twee woorden van de zin op te schrijven.

Slide 15 - Slide

Text 1
The answer is .b.

But how do you know it is .b.?
Which sentence contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 16 - Slide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 17 - Open question

Text 2
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentence contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 18 - Slide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 19 - Open question

Text 3
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentence contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 20 - Slide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 21 - Open question

Meer oefenen?
Klik op de link bij de volgende slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link