3.5. Afleidingen

3.5. Afleidingen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.5. Afleidingen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je herhaalt kort voor- en achtervoegsel 
- Je weet wat afleidingen zijn
- Je kunt zelf afleidingen maken van een woord

Slide 2 - Slide

H. 1.5. Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

Voorbeelden: 
her- = opnieuw (herexamen = opnieuw examen)
in- = niet (incapabel = niet capabel)
on- = niet (onaardig = niet aardig)

Slide 3 - Slide

H. 2.5. - Achtervoegsels
Er zijn ook woorden met een stukje erachter. Dit is dan een achtervoegsel --> kinderachtig
Voorbeelden:
-loos     = zonder (dakloos= zonder dak)
-achtig = een beetje als (jongensachtig = een beetje als een jongen)
-baar     = te ... (eetbaar = te eten)
-je, -tje, -pje = klein (kindje = klein kind)
-es         = vrouwelijk (danseres = vrouwelijke danser

Slide 4 - Slide

Achtervoegsels - voorbeelden
Veelvoorkomende achtervoegsels zijn:
-aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijk, -aar, -lijk,
-heid, -teit, -baar, -atie.

Slide 5 - Slide



-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk, calorierijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend

-zaam behulpzaam, langzaam



-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, matineus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig, waterig, stoffig

-isme socialisme



Veelvoorkomende achtervoegsels

Slide 6 - Slide

 Afleidingen
Voorbeeld van afleidingen zijn achtervoegsels
Denk aan: -loos, -achtig, -baar, -je en -es.

Ook van namen van steden en landen kun je een afleiding maken. 
Let op: de afleiding schrijf je dan ook met een hoofdletter

Bijvoorbeeld
Nederland - de Nederlandse overwinning
Italië - de Italiaanse ijssalon

Slide 7 - Slide

Geef de juiste afleiding
De (Ommen).......... kermis

Slide 8 - Open question

Geef de juiste afleiding
De (Spanje).......... hoofdstad Madrid

Slide 9 - Open question

Geef de juiste afleiding
Het (Brabant).......... landschap

Slide 10 - Open question

Geef de juiste afleiding
De (Brazilië).......... vlag

Slide 11 - Open question

Geef de juiste afleiding
De (Enschede).......... inwoner

Slide 12 - Open question

Geef de juiste afleiding
De (Kopenhagen).......... school

Slide 13 - Open question

Welk woord kun je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet

Slide 14 - Quiz

Welk woord kun je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde

Slide 15 - Quiz

Welk woord kun je voor -aard zetten?
A
klap
B
bak
C
lui
D
dier

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
H4. 5 woorden  
Klaar?
Maak test jezelf 

Slide 17 - Slide