Hoofdstuk 8.5 Oefentoets Geluid

Welkom!
Je gaat nu een oefentoets maken, die we straks gaan nakijken.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Je gaat nu een oefentoets maken, die we straks gaan nakijken.

Slide 1 - Slide

Lesdoel voor vandaag:
We gaan door middel van deze proeftoets kijken wat we nog moeten leren voor het proefwerk van volgende week.

Slide 2 - Slide

Onderzoekers hebben ontdekt dat dolfijnen diep in de zee geluid maken en zo met elkaar ‘praten’.
In het dolfinarium roepen trainers de dolfijnen soms met behulp van een fluitje. Door welke tussenstof(fen) verplaatst het geluid zich hierbij?
A
water
B
lucht
C
lucht en water
D
lucht, water en vet

Slide 3 - Quiz

Sjors roept zijn naam in een 42 m diepe put. De snelheid van geluid in lucht is 336 m/s.
Bereken na hoeveel tijd Sjors de echo van zijn naam hoort.

A
4,2 sec
B
1/4 sec
C
0,33 sec
D
25 sec

Slide 4 - Quiz

Ergens in het heelal vindt een enorme explosie plaats.
Leg uit waarom wij deze op aarde nooit kunnen horen.

Slide 5 - Open question

Noem drie factoren waar de toonhoogte van een snaar afhankelijk van is.

Slide 6 - Open question

Welke van de getekende trombones maakt de hoogste toon.
A
De bovenste, hier is de luchtkolom het kortst
B
De bovenste, hier is de luchtkolom het Langst
C
De onderste, hier is de luchtkolom het kortst
D
De onderste, hier is de luchtkolom het langst

Slide 7 - Quiz

Wat weet je over het aantal trillingen van een stemvork die trilt met een frequentie van 220 Hz?
A
Dat er 1 trilling in 220 seconden gemaakt worden.
B
Is een mooi geluid
C
Dat er 220 trillingen in 1 seconde gemaakt worden.
D
1/220 per trilling

Slide 8 - Quiz

Een trillende gitaarsnaar voert in een halve minuut 6000 trillingen uit. Bereken de frequentie van deze trillende gitaarsnaar.

Slide 9 - Open question

Een trillende gitaarsnaar heeft een trillingstijd van 1 ms. Bereken de frequentie van deze trillende gitaarsnaar.

Slide 10 - Open question

Een toon met een frequentie van 30 Hz heeft een geluidssterkte van 20 dB. Kun je deze toon horen?
A
Ja
B
Nee
C
Als je heel hard je best doet wel
D
Vorig jaar wel

Slide 11 - Quiz

Een toon met een frequentie van 8000 Hz heeft een geluidssterkte van 20 dB. Kun je deze toon horen?
A
Ja
B
Nee
C
Als je heel hard je best doet wel
D
Vorig jaar wel

Slide 12 - Quiz

Uit twee luidsprekers P en Q komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen is in bovenstaande figuur afgebeeld.

Slide 13 - Slide

Welke toon is het laagst?
A
Q
B
P
C
Q&P zijn even laag
D
Q&P zijn even hoog

Slide 14 - Quiz

Welke toon is het sterkst?
A
Q
B
P
C
Q&P zijn even laag
D
Q&P zijn even hoog

Slide 15 - Quiz

De oscilloscoop is zo afgesteld dat je het aantal trillingen in 0,01 s te zien krijgt. Bereken de frequentie van toon P.

A
1,5 Hz
B
15 Hz
C
1500 Hz
D
150 Hz

Slide 16 - Quiz

Pjotr slaat een stemvork aan. Daarna trekt hij de schrijfstift, die aan een van de benen vastzit, over een plaat. Op de plaat is dan een spoor te zien dat uit 32 trillingen bestaat. De frequentie van de gebruikte stemvork is 80 Hz.
Bereken in hoeveel tijd dit spoor is getekend.
A
0,4 s
B
4,0 s
C
1,4 s
D
0,04 s

Slide 17 - Quiz

Pjotr slaat een stemvork aan. Daarna trekt hij de schrijfstift, die aan een van de benen vastzit, over een plaat. Op de plaat is dan een spoor te zien dat uit 32 trillingen bestaat. De frequentie van de gebruikte stemvork is 80 Hz.
De snelheid waarmee het spoor is getekend, bedraagt 0,5 m/s.
Bereken de lengte van één trilling van het getekende spoor.

A
0,63 cm
B
6,30 cm
C
0,063 cm
D
6,3 cm

Slide 18 - Quiz

Huizen die dicht bij een snelweg staan, worden vaak extra goed geïsoleerd tegen geluidshinder. Op deze manier wordt de geluidshinder bij de ontvanger aangepakt.
Noteer twee manieren om geluidshinder van verkeer bij de bron aan te pakken.

Slide 19 - Open question

Een andere maatregel om geluidshinder van verkeer aan te pakken, is het plaatsen van geluidsschermen of geluidswallen tussen bron en ontvanger.

Noteer drie verschillen tussen een geluidsscherm en een geluidswal

Slide 20 - Open question

Voorbereiding proefwerk
Maak de diagnostische toets
of ga aan de slag met de leerdoelen. Streep de leerdoelen af die je beheerst.

Slide 21 - Slide