3e jaar h/v - 2.4 Heeft de overheid invloed?

Welkom 3 havo
H.2. Omgaan met geld

2.4 Heeft de overheid invloed?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 3 havo
H.2. Omgaan met geld

2.4 Heeft de overheid invloed?

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Wat deden we in par. 2.1 + 2.2 + 2.3?
  • Lesdoelen 
  • Uitleg paragraaf 2.4 (dan alle stof behandeld)
  • Oefenen
  • Samenvatten en afsluiten

Slide 2 - Slide

Algemeen
  • Rekentoets gaan we nog bespreken 
  • Lever je huiswerk in via It's Learning
  • toetsweek  = H1 + H2 (telt 3x mee) --> 20 december
  • Begin op tijd met doornemen! Lees bijv. iedere week een paragraaf. - Niet 1 of 2 dagen van te voren beginnen
  • Stel vragen!!!!

Slide 3 - Slide

Wat deden we in 2.1, 2.2, 2.3
  • even samen door boek
  • afgelopen vrijdag geoefend met rekenvragen Verzekeren.

Slide 4 - Slide

Lesdoelen vandaag
  • Je kunt de belangrijkste inkomsten van de overheid noemen
  • Je kunt het verschil tussen directe en indirecte belastingen uitleggen
  • Je kunt berekeningen maken met het bruto- en netto-inkomen
  • Je kunt berekeningen maken met BTW

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Inkomsten van de overheid
  • Belastingen
       - direct belastingen
       - indirecte belastingen
  • Sociale premies
       - werknemersverzekeringen
       - volksverzekeringen
  • Niet-belasting ontvangsten
       - aardgasbaten
       - staatsdeelnemingen
    

Slide 7 - Slide

Belastingen
De belastingen zijn onder te verdelen in:
  • directe belastingen 🡪 belasting op inkomen die je rechtstreeks aan de overheid betaalt zoals loon-, inkomsten- en vennootschapsbelasting
  • indirecte belastingen 🡪 kostprijsverhogende belastingen die je via een leverancier betaalt zoals BTW en accijns

Slide 8 - Slide

Wie heeft er een baantje?
  • stel iemand zegt: ik verdien Eur 50.000,- per jaar.
  • welke vraag zou je dan moeten stellen?
  • waarom?

Slide 9 - Slide

Van bruto naar netto loon
Als je in loondienst werkt ontvang je loon. Op het brutoloon houdt de werkgever loonheffing (loonbelasting en sociale premies) in. Dan blijft het nettoloon over.


Voorbeeld:
Je bruto loon is € 1.886. Daarop wordt € 175 aan loonbelasting ingehouden en € 112 aan sociale premies. Hoeveel is je netto loon?
  • je nettoloon = € 1.886 – (€ 175 + € 112) = € 1.599


Slide 10 - Slide

Belasting Toegevoegde Waarde (BTW)
De BTW (Belasting Toegevoegde Waarde) wordt opgeteld bij de verkoopprijs. De leverancier draagt de BTW (of omzetbelasting) af aan de belastingdienst.

Er zijn 3 BTW-tarieven:
  • hoog-tarief 🡪 21% voor secundaire behoeften
  • laag-tarief 🡪 9% voor basisbehoeften die de overheid wil stimuleren
  • nul-tarief 🡪 0% zoals onderwijs

De overheid hanteert accijns en milieuheffingen om het gebruik van bepaalde producten (zoals brandstoffen, energie, alcohol, frisdranken en tabak) te ontmoedigen.

Slide 11 - Slide

Inclusief BTW berekenen
De prijs inclusief BTW bereken je als volgt:



Voorbeeld:
De prijs van een fiets exclusief BTW is € 200. Het BTW-tarief in 21%.
  • de BTW is 21% van € 200 = 21 / 100 x € 200 = € 42
  • de prijs inclusief BTW = € 200 + € 42 = € 242
  • of kort: € 200 × 1,21 = € 242

Slide 12 - Slide

Exclusief BTW berekenen
De prijs exclusief BTW bereken je als volgt:



Voorbeeld:
De prijs van een brood is € 3,75 inclusief BTW. Het BTW-tarief is 9%.
  • de prijs exclusief BTW is dan € 3,75 ÷ 109 × 100 = € 3,44

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Lesdoelen vandaag
  • Je kunt de belangrijkste inkomsten van de overheid noemen
  • Je kunt het verschil tussen directe en indirecte belastingen uitleggen
  • Je kunt berekeningen maken met het bruto- en netto-inkomen
  • Je kunt berekeningen maken met BTW

Slide 15 - Slide

Huiswerk
  • maken vragen 54, 56, 59 t/m 63

Nu in de les 60 (BTW!!!!!) en 62 maken. Mag met buurman/buurvrouw.

Schrijf in Plenda, ik zet huiswerk en toets in It's Learning

Slide 16 - Slide

Opgave 60 (BTW)
Vul de tabel verder in.



Slide 17 - Slide

Opgave 60 (BTW)
Vul de tabel verder in.


  • vleeswaren: btw: 0,09 × € 1,45 = € 0,13
  •    prijs incl. btw: 1,09 × € 1,45 = € 1,58
  • adapter: btw: 0,21 × € 15,99 = € 3,36
  •    prijs incl. btw: 1,21 × € 15,99 = € 19,35
  • mobiele telefoon: prijs excl. btw: € 23,94 ÷ 21 × 100 = € 114
  •    prijs incl. btw: € 23,94 ÷ 21 × 121 = € 137,94
  • kapper: prijs excl. btw: € 17,50 ÷ 109 × 100 = € 16,06
  •    btw: € 17,50 ÷ 109 × 9 = € 1,44



Slide 18 - Slide

Opgave 62 (benzineprijs)
Bekijk de afbeelding.
a. Hoeveel procent van de totale prijs bestaat uit belastingen?
b. Bewijs met een berekening dat het BTW percentage 21% is.




Slide 19 - Slide

Opgave 62 (benzineprijs)
Bekijk de afbeelding.
a. Hoeveel procent van de totale prijs bestaat uit belastingen?
  • totaalprijs: € 0,49 + € 0,19 + € 0,73 + € 0,29 = € 1,70
  • belastingen: € 0,73 + € 0,29 = € 1,02
  • percentage belastingen: € 1,02 ÷ € 1,70 × 100% = 60%

b. Bewijs met een berekening dat het BTW percentage 21% is.
  • totaalprijs: € 1,70 (inclusief BTW)
  • de BTW bedraagt € 1,70 ÷ 121 × 21 = € 0,30 (afgerond)




Slide 20 - Slide