Nectar 5.4 Planten leggen energie vast

FOTOSYNTHESE
5.4 PLANTEN LEGGEN ENERGIE VAST
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

FOTOSYNTHESE
5.4 PLANTEN LEGGEN ENERGIE VAST

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 5.4
-beschrijven dat organismen door fotosynthese autotroof zijn;
-het fotosyntheseproces in cellen met bladgroenkorrels beschrijven; 
-beperkende factoren voor fotosynthese noemen;
-rol van fotosynthese voor de verbranding en voortgezette dissimilatie geven;
-werking huidmondjes beschrijven;
-het verschil tussen bruto primaire productie en netto primaire productie uitleggen.


Slide 2 - Slide

Eerst: Voorkennis Quiz!

Slide 3 - Slide

Bladluis
Op groene bladeren vind je soms bladluizen.
De bladluizen zuigen water met suikers uit de vaatbundels.

Slide 4 - Slide

Bij een plant met bladluizen is er sprake van
A
commensalisme
B
predatie
C
mutualisme
D
parasitisme

Slide 5 - Quiz

Nog een samenlevingsvorm
Bladluizen scheiden een suikerrijk sap uit als mieren op hun achterlijf trommelen. Mieren drinken dit sap. De mieren verplaatsen in ruil de luizen naar verse plantendelen met veel plantensap.

Slide 6 - Slide

Samenlevingsvorm
Om luizen biologisch te bestrijden worden lieveheersbeestjes ingezet die bladluizen eten.

Slide 7 - Slide

Bij bladluizen en lieveheersbeestjes is er sprake van
A
commensalisme
B
predatie
C
mutualisme
D
parasitisme

Slide 8 - Quiz

Noem een voedingvezel/ plantenonderdeel die een plant uit glucose kan maken (5.1)

Slide 9 - Open question

Hoe wordt een overschot aan glucose vaak opgeslagen? (5.1)
A
als eiwitten in wortels
B
als zetmeel in wortels
C
als eiwitten en vetten in stengels
D
als zetmeel in zowel wortels als zaden

Slide 10 - Quiz

Een zaadje kan ontkiemen door energie van de verbranding (dissimilatie). Noteer de reactie van de verbranding.

Slide 11 - Open question

Zuurstof, fosfaat, water, koolstofdioxide en nitraat zijn..
A
anorganische stoffen
B
organische stoffen

Slide 12 - Quiz

Welk(e) element(en) bevatten alle organische stoffen?
A
C
B
C en H
C
C, H en O
D
C en O

Slide 13 - Quiz

Welk proces is een assimilatieproces?
A
het maken van aminozuren uit eiwitten
B
het maken van koolstofdioxide uit koolhydraten
C
het maken van zetmeel uit glucose
D
het maken van glucose uit glycogeen

Slide 14 - Quiz

Fotosynthese

Slide 15 - Slide

Fotosynthese

Slide 16 - Mind map

Hoe krijgt een blad water voor fotosynthese?
A
via de huidmondjes
B
via houtvaten
C
via de bastvaten

Slide 17 - Quiz

Hoe krijgt het blad koolstofdioxide voor de fotosynthese?

Slide 18 - Open question

Huidmondjes
Gaswisseling
(CO2 erin, O2 eruit)


Slide 19 - Slide

huidmondjes
  • huidmondje = 2 sluitcellen rondom het huidmondje
  • Als de turgor afneemt dan sluit het huidmondje zich 

Slide 20 - Slide

Huidmondje

Slide 21 - Slide

Fotosynthese

Slide 22 - Slide

Herhalen 7.5: Autotroof/ Heterotroof
Organismen die zelf glucose kunnen maken uit CO2 en H2O noemen we autotroof (=zelf voedend)
Algemener: Autroof organisme kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken.
Dieren kunnen dat niet. Die moeten hun glucose binnenkrijgen via voedsel. Zij zijn heterotroof.

Slide 23 - Slide

Definities
Organische stoffen zijn grotere koolstofketens die door organismen gemaakt worden, zoals glucose en zetmeel (met C,H en O)

Anorganische stoffen zijn kleine moleculen zonder groot koolstofskelet


Slide 24 - Slide

Organisch of anorganisch?
Anorganisch

Organisch
Eiwit
Zetmeel
NaCl
Glucose
DNA
Koolstof dioxide

Slide 25 - Drag question

Fotosynthese
Je ziet de chloroplasten in de plantencel.

Deze zijn nodig voor fotosynthese

Slide 26 - Slide

Fotosynthese

Slide 27 - Slide

Bestudeer blz 163 en 164
Noem 4 beperkende factoren voor fotosynthese

Slide 28 - Open question

Beperkende factor
De abiotische factor waarvan de waarde
het verst ligt van de optimumwaarde is
de beperkende factor.
Verbeter je die factor dan gaat de
fotosynthese snelheid omhoog.
Vaak: CO2 in de lucht.
In plantenkassen: extra CO2 toegevoegd.
Als blijkt dat de hoeveelheid licht toeneemt, de fotosynthese van een plant sneller gaat, dan is licht de beperkende factor voor de fotosynthese.
Als bij meer licht, de snelheid van de fotosynthese gelijk blijft, is een andere factor beperkend. 
Bijvoorbeeld het CO2-gehalte of de temperatuur.

Voorbeelden van wat beperkende factoren kunnen zijn:
nitraat-gehalte in de bodem (planten);
zonlicht en CO2-gehalte voor planten (fotosynthese);
temperatuur (enzymwerking).

Slide 29 - Slide

Opdracht
Maak paragraaf 5.4 tot bruto- en nettoproductie

Slide 30 - Slide

Kringloop van fotosynthese en verbranding.
Sleep de begrippen naar de goede plaats.
CO2 en H2O
C6H12O6 en O2
dissimilatie
fotosynthese

Slide 31 - Drag question

Bruto Primaire Productie
Alle organische stoffen die producenten produceren =  Energie uit zonlicht omgezet in organische stof =  Fotosynthese = Koolstofassimilatie -> de plant maakt glucose!

Slide 32 - Slide

Opdracht
Bestudeer blz 165 en 166 + bron 16

Slide 33 - Slide

Wat is de juiste formule om de netto primaire productie te berekenen?
A
NPP=BPP-dissimilatie
B
NPP=assimilatie-BPP
C
BPP=NPP-dissimilatie
D
BPP=assimilatie-NPP

Slide 34 - Quiz

Compensatiepunt
Dissimilatie
Fotosynthese
Licht is niet de beperkende factor

Slide 35 - Drag question

Opdracht
Maak de rest van paragraaf 5.4


Slide 36 - Slide

Beheers je Leerdoelen 5.4?
-beschrijven dat organismen door fotosynthese autotroof zijn;
-het fotosyntheseproces in cellen met bladgroenkorrels beschrijven; 
-beperkende factoren voor fotosynthese noemen;
-rol van fotosynthese voor de verbranding en voortgezette dissimilatie geven;
-werking van huidmondjes beschrijven
-het verschil tussen bruto primaire productie en netto primaire productie uitleggen.


Slide 37 - Slide

Over welke onderwerpen of begrippen heb je extra uitleg nodig?

Slide 38 - Open question