Cellen en organen

Cellen en organen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Cellen en organen

Slide 1 - Slide

Ies 1
1. Wat zijn organismen?
2. Wat is het verschil tussen cellen, weefsels en organen

Slide 2 - Slide

opdracht
Schrijf voor jezelf het antwoord op van de volgende vragen:
1. Wat is een organisme?
2. Wanneer zeggen we in de biologie dat iets leeft? (waar moet het organisme  aan voldoen?)

Slide 3 - Slide

7 levensverschijnselen
  • Een Organisme is een levend wezen. Alle levende wezens vertonen de volgende levensverschijnselen:
  • ademhalen
  • voeden
  • uitscheiden
  • groeien
  • waarnemen
  • voortplanten
  • bewegen

Slide 4 - Slide

Het dierlijk lichaam is opgebouwd uit cellen. Groepjes cellen met dezelfde vorm en functie noemen we Weefsels. 
Hierboven zie je 4 verschillende soorten weefsels maar er zijn er nog veel meer.

Slide 5 - Slide

Daarnaast bestaat het lichaam ook uit veel verschillende organen.
  • Organen zijn delen van een organisme met een of meer functies. 
  • Als meerdere organen samenwerken voor een bepaalde functie spreken we van een organenstelsel

Slide 6 - Slide

Torso
Veel organen liggen in de torso van een mens. Het middenrif scheidt hierbij de romp in de borst- en buikholte.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

De bronchiën horen bij het
A
Bloedvatenstelsel
B
Spierstelsel
C
Ademhalingstelsel
D
Voortplantingstelsel man

Slide 9 - Quiz

De aorta hoort bij het
A
Ademhalingsstelsel
B
Spierstelsel
C
Zenuwstelsel
D
Bloedvatenstelsel

Slide 10 - Quiz

De pancreas hoort bij het
A
Bloedvatenstelsel
B
Voortplantingstelsel vrouw
C
Zenuwstelsel
D
Verteringstelsel

Slide 11 - Quiz

De biceps hoort bij het
A
Spierstelsel
B
Hormoonstelsel
C
Zenuwstelsel
D
Skelet

Slide 12 - Quiz

Het ruggemerg hoort bij
A
Spierstelsel
B
Zenuwstelsel

Slide 13 - Quiz

De nieren horen bij het
A
Verteringstelsel
B
Uitscheidingstelsel

Slide 14 - Quiz

Als het goed is kun je nu:
1. Uitleggen hoe we bepalen of een organisme levend, dood of levenloos is. 
2. Vertellen uit welke niveaus het dierlijk lichaam is opgebouwd. 
3. Uitleggen wat we met een torso bedoelen en voorbeelden van organen geven uit de borst- en buikholte

Slide 15 - Slide