10/06 een uitnodiging schrijven

Chapitre 7
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Chapitre 7

Slide 1 - Slide

Programme
  • Actualités
  • Poser une question
  • Chapitre 8
  • Quizlet live : les verbes

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Leerstof repetitie di 17/6

• Vocabulaire chapitre 7 ABEF f-n en n-f p.118 -119
• Phrases-clés CG (chapitre 7) p.120
• Een vraag stellen zonder vraagwoord (chapitre 5): 3 manieren p.36
• + aantekeningen + A4.
• Een vraag stellen met vraagwoord (chapitre 5): 7 vraagwoorden p.37 + vraagwoord quel p.62 (chapitre 6)
• 7 onregelmatige werkwoorden in de présent: être, avoir, aller, faire, prendre, pouvoir et vouloir (p.163/164) f-n en n-f.
• Schrijfopdracht : een uitnodiging schrijven - zie aantekeningen + exercice 35a p. 78/79






Slide 4 - Slide

Beoordeling schrijven

Slide 5 - Slide

A
Kom je eten bij mij vanavond? 


Eet je vlees? 

Hou je van pasta? 

En daarna, gaan we naar een film kijken? 

B
Nee, ik kan niet, ik kom liever a.s. zaterdag

Nee ik ben vegetarisch

Ja ik ben dol op pasta

Ok, ik ga dan chips meenemen.

Slide 6 - Slide

schrijf een uitnodiging
Op 30 juni organiseer je een feest voor de hele klas in je eigen tuin (met zwembad). Aan iedere leerling stuur je dit bericht. 
  •  Gebruik min. 1x het werkwoord vouloir en 1x het werkwoord pouvoir.
  •  Schrijf waar, op welke dag en hoe laat je het organiseert.
  •  Schrijf op wat iedereen kan meenemen.
  •  Schrijf op wat wij gaan doen, gebruik hier de futur proche. 
  •  Vraag of ze komen en  zin in hebben 

Slide 7 - Slide

Message
Salut tout le monde, 
J'organise samedi prochain une fête pour toute la classe chez moi dans mon jardin à Papendrecht  . La fête commence à 19H00. Tu peux apporter des glaces, des chips, des quiches, des salades et de la boisson. On va manger et bien rigoler. Si tu veux nager, tu apportes ton maillot de bain. Ça te dit? Est-ce que tu viens? Ça va être super chouette!
A samedi alors!

Slide 8 - Slide

schrijf het antwoord
  • zeg dat je helaas niet kan komen.
  • zeg waarom je niet kan komen.
  • wens een fijne feest. 


  • zeg dat je blij bent en wel kan komen
  • vertel wat je meeneemt
  • tot dan..


Slide 9 - Slide

a2C

Slide 10 - Slide

Pouvoir = kunnen

je peux
tu peux
il/elle/on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
Vouloir = willen

je veux
tu veux
il/elle/on veut
nous voulons
vous voulez
ils/elles veulent

Slide 11 - Slide

le verbe prendre = nemen
Présent:
  • je prends (ik neem)
  • tu prends
  • il/elle/ on prend
  • nous prenons
  • vous prenez 
  • ils/elles prennent

comprendre: begrijpen
apprendre: leren
Passé composé:

  • j'ai pris (ik heb genomen)
  • tu as pris
  • il/elle/on a pris
  • nous avons pris
  • vous avez pris
  • ils /elles ont pris

J'ai pris mon petit-déjeuner à 7h00
J'ai compris la leçon et j'apprends le vocabulaire.

Slide 12 - Slide