fictie les 2: personages (genre)

Nederlands

Fictie

Les 2: personages (genre)

HAVO/VWO 1
 P3 2020-2021
:
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Fictie

Les 2: personages (genre)

HAVO/VWO 1
 P3 2020-2021
:

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd ...
... wat de begrippen fictie, non-fictie, realistisch en niet-realistisch betekenen.
... hoe je kunt bepalen of een boek fictie of non-fictie is.
... hoe je kunt bepalen of een boek realistisch of niet-realistisch is. 

Wonder = fictie of non-fictie? 
Wonder = realistisch of niet-realistisch?
Wat was je conclusie in de vorige les?

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...
... kun je de hoofdpersonen en de bijpersonen in een verhaal benoemen.
... kun je de medespelers en de figuranten in een verhaal benoemen.
... kun je het uiterlijk, de karaktereigenschappen en de kenmerken van een personage beschrijven.
... kun je de relaties tussen personages in een verhaal beschrijven.

Doel = Je kunt deze begrippen toepassen. Dus:
  • Wie is de hoofdpersoon?
  • Wie zijn de bijpersonen? Wie zijn de medespelers en de figuranten?
  • Hoe zien de personages eruit en welke kenmerken en karaktereigenschappen hebben ze?
  • Wat is de relatie tussen de personages?






Slide 3 - Slide

Fictie is ...
A
verzonnen
B
echt gebeurd

Slide 4 - Quiz

Realistisch is ...
A
lijkt op de werkelijkheid, kan echt gebeuren
B
lijkt niet op de werkelijkheid, kan niet echt gebeuren

Slide 5 - Quiz

Non-fictie
Verhalen, teksten en tv-programma's die niet zijn verzonnen.

Slide 6 - Slide

Realistische fictie

Niet-realistische fictie


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Medespelers en figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten.

Medespelers
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten 
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Genre
  • Het 'soort' verhaal:
    Avontuur, griezel, psychologisch, sciencefiction, romantisch, detectice.

  • Boeken van hetzelfde genre hebben dezelfde kenmerken

  • Soms is er overlap tussen genres, genres hebben dan een aantal dezelfde kenmerken.

Slide 12 - Slide

Genres herkennen
  • Detective – oplossen van een misdaad

  • Griezelverhaal – enge dingen en vreemde wezens

  • Psychologisch verhaal – nadruk op innerlijk van personage

  • Sciencefiction – in toekomst of in ruimte (niet realistisch)

Slide 13 - Slide

Genres herkennen 


  • In de bibliotheek staan er vaak symbolen op de boeken die aangeven welk genre het is.

  • Handig om snel te zien welke boeken leuk zijn voor jou.

  • Je kan ook altijd advies vragen aan iemand die veel boeken heeft gelezen.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Hierna staan drie flapteksten van leesboeken. Bij welk genre horen deze boeken?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Reinhart hoort bij het genre:

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Het Morelli principe hoort bij het genre:

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Vuurbom hoort bij het genre:

Slide 22 - Open question

Schrijf de titel op van het laatste boek dat jezelf gelezen hebt of van een boek dat je wel zou willen lezen. Bij welk genre hoort dit boek?
(Een ander boek dan wonder).

Slide 23 - Open question

Wat is jouw lievelingsgenre? Leg uit wat je aanspreekt in dit genre.

Slide 24 - Open question

Welke opdrachten maak ik vóór de boekopdracht?


Poezie en fictie deel D: vrienden. Je maakt opdracht 1 t/m 5
(samen bekijken, blz. 212)

Je maakt de opdrachten weer in een googledoc/worddocument en levert het vóór volgende week maandag in.

Slide 26 - Slide

Huiswerk maandag 8 februari
  • e-book/boek uitkiezen van lvdl.nl/onlinebibliotheek.nl
  • maken poezie en fictie onderdeel D (opdr. 1 t/m 5)

Slide 27 - Slide