What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taalcompleet A1 5.2, 5.3, 5.4, 5.5
Hoe gaat het met jullie vandaag?
😀 🙂 😐 ☹️ 😡
1 / 46
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
46 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoe gaat het met jullie vandaag?
😀 🙂 😐 ☹️ 😡
Slide 1 - Slide
Weet je nog?
Slide 2 - Slide
Taalcompleet A1 5.2, 5.3, 5.4, 5.5
Slide 3 - Slide
5.2 Schou-der
Doe alle opdrachten van 5.2 samen.
Opdr: schrijf je eigen naam in lettergrepen + gebruik de klemtoon. De anderen luisteren. Is het goed?
Slide 4 - Slide
klemtoon;
De klemtoon is altijd een lettergreep
Dus:
spre- ken
en niet:
spr -eken
Slide 5 - Slide
extra oefenen
1. asbak
2. procent
3. lelijk
4. oorlog
5. sigaar
6. advies
7. langzaam
Slide 6 - Slide
5.3 Oren, ogen, neus
Lees de tekst. Zijn de woorden duidelijk?
Bespreek oefening 14, 19 en 20
Slide 7 - Slide
Doe werkblad 5.3a
Slide 8 - Slide
Lesidee 5.3a
speel het spel:
Wijs je ... aan
doe je ...op je ....
Plusopdracht 5.3 ?
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
5.4: voet - voeten, lip - lippen
Aan het einde van de les kan jij van sommige woorden
de meervoud
opschrijven en zeggen.
Slide 11 - Slide
Voet - voeten, lip - lippen
Zo maak je het meervoud:
één voet - twee voet
en
één wang - twee wang
en
één arm - twee arm
en
één tand - tien tand
en
Je maakt het meervoud vaak met
-en
Slide 12 - Slide
5.4 voet-voeten, lip-lippen
Bespreek opdr. 24, 26 en 27
Slide 13 - Slide
welk woord is meervoud
Slide 14 - Slide
Wat hoor je
Luister naar de docent en schrijf de woorden op
één
deur
twee
deuren
één
fiets
twee
fietsen
één
..........
twee .............
Slide 15 - Slide
Welk woord is meervoud?
A
mensen
B
datum
C
kamer
D
zus
Slide 16 - Quiz
Welk woord is meervoud?
A
teen
B
neus
C
vrouwen
D
oven
Slide 17 - Quiz
Welk woord is meervoud?
A
garage
B
mannen
C
school
D
baard
Slide 18 - Quiz
Schrijf het meervoud.
1 bord - 2 ...
Slide 19 - Open question
Schrijf het meervoud.
1 mes- 2 ...
Slide 20 - Open question
Schrijf het meervoud.
1 taart- 2 ...
Slide 21 - Open question
Schrijf het meervoud.
1 klas - 2 ...
Slide 22 - Open question
Wat zie je op het plaatje? 4 ...
Slide 23 - Open question
Wat zie je op het plaatje? 6 ...
Slide 24 - Open question
Wat zie je op het plaatje? 3 ...
Slide 25 - Open question
Wat zie je op het plaatje? 3 ...
Slide 26 - Open question
Wat zie je op het plaatje? 3 ...
Slide 27 - Open question
5.5: een afspraak maken
Aan het einde van de les kan je een afspraak maken bij
de dokter
.
Slide 28 - Slide
de
afspraak
afgesproken
de
afspraak -
de
afspraken
zin:
Afspraak is afspraak.
zin:
Ik heb morgen een afspraak met mijn mentor.
Slide 29 - Slide
de
assistente, de assistentes
Synoniem: de hulp
🌟Betekenis:
Iemand die helpt in en praktijk, bijvoorbeeld bij de dokter of tandarts.
🌟Voorbeeldzinnen:
▪️De assistente maakt een nieuwe afspraak voor mij.
▪️De assistente helpt de dokter met patiënten.
Slide 30 - Slide
de koorts
🌟Betekenis: Een hoge lichaamstemperatuur als je ziek bent.'
🌟Synoniem: verhoging
🌟Voorbeeldzinnen:
Ik blijf in bed, want ik heb koorts.
Mijn kind heeft 39 graden koorts.
Slide 31 - Slide
bellen
contact hebben met iemand
met een telefoon
werkwoord
zin:
Ik
bel
met mijn broer.
zin:
Ik ga de dokter
bellen
.
Slide 32 - Slide
eerder
🌟Betekenis: Voor een ander moment, vroeger.
🌟Synoniem: vroeger
🌟Voorbeeldzinnen:
Ik wil mijn afspraak liever eerder op de dag.
De trein kwam eerder aan dan verwacht.
Slide 33 - Slide
de
pijn
vervelend gevoel in je lichaam
soms bloed
beetje pijn = pijntje
de
pijn - de pijn
en
zin:
Mijn been doet
pijn
.
zin:
De
pijn
is nu weg.
Slide 34 - Slide
de controle-afspraak
🌟Betekenis: Een onderzoek om te kijken of iets goed is.
🌟Synoniem: de check
🌟Voorbeeldzinnen:
Ik ga naar de tandarts voor een controle.
De dokter doet een controle van mijn bloeddruk.
Slide 35 - Slide
de tandarts
🟢Betekenis: De dokter voor je tanden en kiezen.
🟢Voorbeeldzinnen:
De tandarts controleert mijn tanden.
Ik heb pijn, dus ik ga naar de tandarts.
Slide 36 - Slide
maar
🌟Betekenis: Geeft een tegenstelling aan.
🌟Voorbeeldzinnen:
Ik ben ziek, maar ik ga toch naar mijn werk.
Het is koud, maar de zon schijnt.
Slide 37 - Slide
later
🔹Betekenis: Op een ander moment, niet nu.
🔹Synoniem: daarna
🔹Voorbeeldzinnen:
Ik maak later een afspraak bij de dokter.
Kun je later terugbellen?
Slide 38 - Slide
dokters
assistente
Slide 39 - Slide
w
aarom?
🔹 Een vraagwoord om naar de reden te vragen.
🔹Voorbeeldzinnen:
Waarom ga je naar de dokter?
Waarom heb je geen afspraak gemaakt?
Slide 40 - Slide
de
huisarts
🔹Betekenis: De dokter bij wie je als eerste naartoe gaat als je ziek bent.
🔹Synoniem: de dokter
🔹Voorbeeldzinnen:
Ik ga naar de huisarts omdat ik koorts heb.
De huisarts geeft mij een recept voor medicijnen.
Slide 41 - Slide
wat is een afspraak
A
iets wat je zeker weet
B
volgens de mensen
C
iets wat je soms moet doen
D
volgens de regel die je hebt gemaakt
Slide 42 - Quiz
een huisarts
A
B
C
D
Slide 43 - Quiz
Is dit koorts?
A
Ja
B
Nee
Slide 44 - Quiz
bel
naar de huisarts
jij
morgen
Slide 45 - Drag question
Ik heb pijn in mijn buik.
A
B
Slide 46 - Quiz
More lessons like this
5.5 een afspraak maken
February 2025
- Lesson with
20 slides
5.9
February 2025
- Lesson with
15 slides
5.14
February 2025
- Lesson with
17 slides
5.5: een afspraak maken
January 2025
- Lesson with
22 slides
NT2
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Afspraak maken dokter tandarts
February 2023
- Lesson with
10 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
Alfa A3 Th 5
November 2021
- Lesson with
14 slides
NT2
MBO
Studiejaar 3
ISK leerroute 1: De Huisarts
July 2023
- Lesson with
30 slides
by
Beeld en Geluid Onderwijs
Burgerschap
Speciaal Onderwijs
Leerroute 1
Beeld en Geluid Onderwijs
woensdag
August 2024
- Lesson with
19 slides
NT2
ISK