3V, Les 7 (Na TW) - Nakijken geb.wijs, lees en voca/-luistervaardigheid
1 / 20
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Vertaal:
La prenda.
La prenda.
A
Het kledingstuk
B
De ervaring
C
De mevrouw
D
De manier
Slide 6 - Quiz
Vertaal:
La experiencia.
La experiencia.
A
Het kledingstuk
B
De ervaring
C
De mevrouw
D
De manier
Slide 7 - Quiz
Vertaal:
Montamos en bicicleta, nos gusta el ciclismo
Montamos en bicicleta, nos gusta el ciclismo
A
We fietsen, we houden van de sport
B
Jullie sporten, we houden van wielrennen
C
Jullie fietsen, jullie houden niet van wielrennen
D
We fietsen, we houden van wielrennen.
Slide 8 - Quiz
Vertaal:
Hij is blond, lang en saai.
Hij is blond, lang en saai.
A
Es rubio, corto y aburrido
B
Es moreno, largo y simpático
C
Es rubio, alto y aburrido
D
Es rizado, alto y simpático
Slide 9 - Quiz
Vertaal:
Hij is donker, lang en aardig.
Hij is donker, lang en aardig.
A
Es rubio, corto y aburrido
B
Es moreno, largo y simpático
C
Es rubio, alto y aburrido
D
Es rizado, alto y simpático
Slide 10 - Quiz
Woorden 3.4
(geef er min. 10)
(geef er min. 10)
Slide 11 - Mind map
Vertaal onderstaande zinnen:
1. Zijn stijl is lelijk.
2. Wij tennissen met sneakers
3. Het merk is leuk, vrolijk, en goedkoop.
1. Zijn stijl is lelijk.
2. Wij tennissen met sneakers
3. Het merk is leuk, vrolijk, en goedkoop.
Slide 12 - Open question
Geef de juiste vorm van de imperativo:
Tú (hablar).........menos.
Tú (hablar).........menos.
A
hablas
B
habla
C
hable
D
hablad
Slide 13 - Quiz
Geef de juiste vorm van de imperativo:
Usted (comer.........menos.
Usted (comer.........menos.
A
coma
B
comes
C
come
D
coméis
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Leeropbrengst di 14-3
Slide 17 - Mind map
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Maak 10 zinnen met de voca van 3.4 en de extra woordenlijst.
