6.5 Mens en milieu

Thema 6 Ecologie
1. Organismen en hun omgeving
2. Voedselrelaties
3. Samenleven
4. Natuurbeheer
5. Mens en milieu
6. Duurzaamheid
7. Kringlopen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 6 Ecologie
1. Organismen en hun omgeving
2. Voedselrelaties
3. Samenleven
4. Natuurbeheer
5. Mens en milieu
6. Duurzaamheid
7. Kringlopen

Slide 1 - Slide

Wat heeft het milieu met jou te maken?

Slide 2 - Slide

Aandachtsrichter
 📘 Titel: Wat heeft het milieu met jóu te maken?    
🧠 Denkvraag:
"Wat doe jij in je dagelijks leven dat goed of slecht is voor het milieu?"

✍️ Schrijf minimaal 5 dingen op die jij zelf doet die invloed hebben op het milieu.

🕸️ Maak een woordweb op papier. Zet in het midden: 👉 "Mijn invloed op het milieu"
Trek lijntjes naar woorden of korte zinnen die hierbij passen. 

Klaar? Noteer bij elk punt:  
Is het goed of slecht voor het milieu? Waarom? Leg kort uit in één zin.

Slide 3 - Slide

Aandachtsrichter
🧠 Denkvraag:  "Wat doe jij in je dagelijks leven dat goed of slecht is voor het milieu?"
✍️ Vijf dingen die ik doe die invloed hebben op het milieu:
1. Ik fiets vaak naar school in plaats van met de auto te gaan.
(Goed voor het milieu – minder uitstoot)
2. Ik eet meerdere keren per week vlees.
(Slecht voor het milieu – vleesproductie zorgt voor veel CO₂-uitstoot)
3. Ik scheid thuis afval, zoals plastic, papier en gft. (Goed voor het milieu – helpt bij recycling)
4.Ik laat soms lampen onnodig aanstaan. (Slecht voor het milieu – verspilling van energie)
5.Ik neem een herbruikbare waterfles mee in plaats van plastic flesjes te kopen. (Goed voor het milieu – minder plastic afval)

Slide 4 - Slide

Leerdoelen:

  • Je kunt manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu.
  • Je kunt minimaal twee oorzaken en voorbeelden noemen van milieuproblemen.
  • Je kunt minimaal twee oorzaken en gevolgen noemen van uitputting en vervulling. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


De mens heeft invloed op het milieu


We halen stoffen uit het milieu, bv: grondstoffen en water. 
We voegen ook stoffen toe aan het milieu, bv: afval en uitlaatgassen. 

Op deze manier veranderen we het milieu.

Vroeger was de invloed van mensen nog niet zo groot maar omdat er nu zoveel mensen zijn, ontstaan er milieuproblemen

Slide 7 - Slide

De belangrijkste oorzaken van milieuproblemen zijn:
1. de bevolkingstoename 
(De laatste vijftig jaar is het aantal mensen op aarde verdubbeld)
2. de manier van leven van de mens

De mens zorgt op twee manieren voor milieuproblemen:
• door uitputting: zo veel stoffen uit het milieu halen dat ze opraken
• door vervuiling: stoffen aan het milieu toevoegen die schadelijk zijn

Slide 8 - Slide

Fossiele brandstoffen
📺 Bekijk het volgende filmpje aandachtig:
                     https://www.youtube.com/watch?v=A3x7mo37SIM
✍️ Beantwoord daarna de onderstaande vragen op papier.
1. 1. Wat zijn fossiele brandstoffen? Noem drie voorbeelden.
2. 2. Hoe ontstaan fossiele brandstoffen?
3. 3. Waarom worden fossiele brandstoffen ‘fossiel’ genoemd?
4. 4. Wat is het grootste nadeel van het gebruik van fossiele brandstoffen?
5. 5. Welke gevolgen heeft de verbranding van fossiele brandstoffen voor het milieu?
6. 6. Wat is broeikasgas? En welke rol speelt CO₂ hierin?
7. 7. Wat zijn alternatieven voor fossiele brandstoffen? Noem er minstens twee.
8. 8. Wat kun jij zelf doen om minder fossiele brandstoffen te verbruiken?


Slide 9 - Slide

Onze manier van leven zorgt voor uitputting en vervuiling van de aarde
Mensen gebruiken aardolie, aardgas en steenkool als brandstof (fossiele brandstoffen)
Door deze brandstoffen hebben we energie voor auto’s, fabrieken en verwarming. 

Fossiele brandstoffen zijn miljoenen jaren geleden ontstaan uit resten van dode
planten en dieren. MAARRR, ze raken uitgeput (op)!
Over 50 tot 100 jaar zijn de voorraden waarschijnlijk op.

Om machines, apparaten, huizen en kleding te maken gebruiken we ook grondstoffen.
Bv: aardolie (voor kunststoffen) en zand (voor glas en bouwmateriaal).
Ook de voorraden van grondstoffen raken uitgeput.

Slide 10 - Slide

Monocultuur
Monocultuur: stuk land waar één soort gewas op wordt verbouwd.

Wat kan hier een nadeel van zijn?

Slide 11 - Slide

Voordelen
Nadelen
gebruik van grote machines (snel en makkelijk)
veel voedsel voor insecten - kans op insectenplagen
goedkope verbouwing
makkelijke verspreiding ziekteverwekkers
grote opbrengst
gebruik chemische bestrijdingsmiddelen
bodem raakt snel uitgeput - gebruik van mest noodzakelijk
De voordelen en nadelen van een monocultuur

Slide 12 - Slide

Bodemvervuiling
Bodemvervuiling ontstaat door giftig afval in de grond. 
Een gif is een stof die schadelijk is voor organismen. 

Vroeger werd giftig afval soms op vuilnisplaatsen gestort. 
Zo zijn op veel plaatsen giftige stoffen in de bodem gekomen. 

Planten nemen deze stoffen op via hun wortels. De planten worden gegeten door dieren.
Zo komen de giftige stoffen in de voedselketen.


Slide 13 - Slide

Vervuiling van de aarde

De industrie en het verkeer  geven  via hun uitlaatgassen stikstof af aan het milieu. Vooral in de zomer hebben grote steden daar last van. Bij windstil en warm weer ontstaat dan smog

Mensen met astma en COPD hebben veel last van smog.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Gevolgen luchtvervuiling
Smog = Luchtvervuiling door uitlaatgassen van auto's en fabrieken en  verbrand afval. 
Smoke (rook) en fog (mist) = smog
Met name op (zonnige) windstille dagen.

Klachten: benauwd en hoofdpijn
Bij veelvoudig inademen ziektes tot gevolg.


Slide 16 - Slide

Luchtvervuiling
Boeren gebruiken mest om de grond vruchtbaar te maken. Een belangrijke stof in mest is stikstof. Stikstof is een belangrijke oorzaak van luchtvervuiling.

Een deel van de stikstof komt in het grondwater en in de lucht en zo in natuurgebieden terecht. Brandnetels en grassen groeien  goed op veel stikstof, maar kwetsbare of zeldzame planten kunnen er niet goed tegen en verdwijnen.

Slide 17 - Slide

Watervervuiling
  • Lozing van industrieel afvalwater met chemische afvalstoffen
  • Gebruik van bestrijdingsmiddelen
  • Gebruik van bemesten

Slide 18 - Slide

Vervuiling 
1.  Luchtvervuiling: komt door afvalstoffen in de rook van auto`s en fabrieken. Bij windstil en warm weer ontstaat er smog.

2. Bodemvervuiling: ontstaat door giftig afval in de grond. Een gif is een stof die schadelijk is voor organismen.

3. Watervervuiling: kan komen uit:
- stoffen uit mest die terug komen in het water van sloten of in het grondwater 
-komt van chemische gewasbeschermingsmiddelen (gifstoffen)
-komt van lozing van afvalwater 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

KLIMAATVERANDERING
Door het versterkte broeikaseffect verandert het klimaat. Klimaatverandering betekent
dat het weer over een langere periode verandert. Door de klimaatverandering krijgen we
in Nederland zachtere winters en warmere zomers. Ook krijgen we meer extreem weer,
zoals storm of hagelbuien.

Misschien heb je ook gemerkt dat in de zomer vaker blauwalg voorkomt in een zwemplas.
Blauwalg is een bacterie die stoffen maakt die giftig zijn voor mensen en honden.

Daarom mag je niet zwemmen als er blauwalg is. 
Door klimaatverandering komt er in de zomer vaker blauwalg voor in het water.

Slide 21 - Slide

Maken Thema 1:

Aan de slag!
Maken § 6.5: t/m opdracht 7
Leerlingen: Instructie tafel
Younes, Heven, Jesse en Milan.  





Maken § 6.5: t/m opdracht 9


Groep 1
Groep 2

Slide 22 - Slide

Leerdoelen:

  • Je kunt manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu.
  • Je kunt enkele oorzaken en voorbeelden noemen van milieuproblemen.
  • Je kunt de oorzaken en gevolgen noemen van uitputting en vervulling. 
  • Je kunt de oorzaken en gevolgen noemen van klimaatverandering.

Slide 23 - Slide

Afsluiting les: Spel
De groep wordt verdeeld in twee teams.  De docent gooit de bal naar een teamlid
                                    Vraag beantwoorden = punten verdienen:
1 punt: kennisvraag
2 punten: kennisvraag in een andere context
3 punten: inzichtsvraag
Geen goed antwoord? Dan mag een teamgenoot antwoorden
Weet die het ook niet → tegenpartij krijgt de beurt  Team met de meeste punten wint
📌 Tot slot:
Je krijgt een post-it waarop je noteert:
Wat neem jij mee uit deze les en waar zou je de volgende keer nog verder op in willen gaan? 




Slide 24 - Slide

Oefenen
Malmberg maken alle opdrachten van 4.1

Slide 25 - Slide

timer
1:00

Slide 26 - Slide