listening prep

Unit
Nederland waterland
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit
Nederland waterland

Slide 1 - Slide

Schema vandaag
  • Check je zinnen in je schrijfopdracht. Iedereen lees een zin voor uit zijn opdracht
  • Hoofd- en bijzinnen
  • Tijd voor je schrijfopdracht

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

DOELEN


- je kunt samengestelde zinnen maken

- je kunt voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken

Slide 4 - Slide

Zinsbouw
Hoe bouw je een zin in het Nederlands?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je

een hoofdzin.

 Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je een samengestelde zin of een hoofd- en bijzin

Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 7 - Slide

Als je van twee losse zinnen één zin maakt,

heb je een voegwoord nodig.






Rens drinkt cola. Lot drinkt water.
Rens drinkt cola en Lot drinkt water.

Slide 8 - Slide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want  en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.





Opa werkte. Oma deed het huishouden.
Opa werkte en oma deed het huishouden.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, want het is bevrijdingsdag.

Slide 9 - Slide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat  en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.





Napoleons vrouw had een hondje.. Napoleon hield niet van dieren.
Napoelons vrouw had een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, omdat het bevrijdingsdag is.

Slide 10 - Slide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog andere werkwoordsvormen staan.




Flevoland bestond vroeger niet, 

want het IJsselmeer was nog niet drooggelegd.


Ik wil (ww = pv) graag op tijd komen (ww), 
maar ik heb (ww = pv) de bus gemist(ww).

Slide 11 - Slide

Schrijftips

Gebruik alleen hoofd- en bijzinnen als je weet hoe. Kies voor hoofdzinnen, en let op de tijd (tense). Gebruik geen tijden door elkaar, behalve als dat past bij je onderwerp.

Slide 12 - Slide

EXTRA UITLEG NODIG?

Doe dan je oortjes in en bekijk het volgende filmpje.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video