30/8 LnH Literatuur

Planning 30/8
  • dagopening
  • stillezen + woorden noteren
  • herhalen uitleg formeel/informeel taalgebruik/alinea's
  • verder mail schrijven 
  • uitleg literatuur of lectuur
  • voorlezen + nieuwe woorden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Planning 30/8
  • dagopening
  • stillezen + woorden noteren
  • herhalen uitleg formeel/informeel taalgebruik/alinea's
  • verder mail schrijven 
  • uitleg literatuur of lectuur
  • voorlezen + nieuwe woorden

Slide 1 - Slide

Wat is formeel taalgebruik?
  • Wanneer gebruik je het? Tegen wie?
  • Wat is informeel taalgebruik? 

Slide 2 - Slide

Formeel taalgebruik
Wat is formeel  taalgebruik?
Taal wanneer je tegen iemand 'uzegt of 'meneer of mevrouw'
 Formeel taalgebruik is netjes en beleefd.

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?

Slide 3 - Slide

Formeel taalgebruik

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?

Als je tegen iemand praat die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent,
dus bijvoorbeeld tegen een volwassene of een vreemde. 
Als je iets wilt schrijven, schrijf je een mail of een brief.

Slide 4 - Slide

Informeel taalgebruik
Wat is informeel  taalgebruik?

Informeel taalgebruik is dat je jij/je zegt tegen iemand. Je gebruikt informeel taalgebruik tegen leeftijdsgenoten, vrienden, familie, mensen die je goed kent. Je gebruikt niet de mail, maar de app

Slide 5 - Slide

Regels formele mail
  • Bovenaan schrijf je achter Onderwerp waar de mail over gaat. Voorbeeld: Onderwerp: voorstellen
  • Begin met een formele aanhef. Beste meneer/mevrouw...(+ naam) 
  • Spreek de ander aan met u en gebruik beleefde taal.
  • Gebruik witregels tussen de alinea's.
  • sluit af met een formele groet: Met vriendelijke groeten, en daaronder je voor- en achternaam. 

Slide 6 - Slide

alinea's
  • Je schrijft de mail in alinea's.
  • Wat is een alinea?
  • Een tekst gaat over een onderwerp.
  • Een alinea gaat over een deel van het onderwerp. Tussen de alinea sla je een regel over. (= witregel)

Slide 7 - Slide

alinea's
  • Voorbeeld: een tekst gaat over huisdieren. 
  • Alinea 1 gaat over de kat.
  • Alinea 2  gaat over de hond
  •  Alinea 3 gaat over de vis. 
  • Soms heeft een tekst een inleiding waarin je iets schrijft over het onderwerp en soms een slot. (korte samenvatting van de tekst)

Slide 8 - Slide

Tekst zonder alinea's
Huisdieren
De hond is een trouw huisdier. Je hebt verschillende soorten honden, zoals de herdershond, de teckel en nog meer. Een hond eet het liefst brokken.Ook de kat is een huisdier dat veel mensen hebben. Katten zijn eigenwijze dieren. Sommige katten leven op straat en sommige zijn het liefst binnen.Er zijn mensen die vissen hebben als huisdieren. Die leven in een groot aquarium. Je moet dan regelmatig het aquarium schoonmaken.

Slide 9 - Slide

Tekst in alinea's
Huisdieren

De hond is een trouw huisdier. Je hebt verschillende soorten honden, zoals de herdershond, de teckel en nog meer. Een hond eet het liefst brokken.

Ook de kat is een huisdier dat veel mensen hebben. Katten zijn eigenwijze dieren. Sommige katten leven op straat en sommige zijn het liefst binnen.

Er zijn mensen die vissen hebben als huisdieren. Die leven in een groot aquarium. Je moet dan regelmatig het aquarium schoonmaken.

Slide 10 - Slide

Opbouw mail:
  1. Onderwerp: opdracht Nederlands 
  2.  Daarna sla je weer twee regels over.
  3. Bij de aanhef schrijf je: Beste mevrouw Stolk, (of een andere naam bij een andere docent. Als je iemand niet kent, schrijf je: Geachte meneer... Daarna sla je weer twee regels over.

Slide 11 - Slide

opbouw mail:
Je schrijft de mail in alinea's. Per alinea schrijf je over 1 onderwerp:

Alinea 1: Hoe heet je, uit welk land kom je, waar woon je nu en met wie woon je daar.
Voorbeeld: Mijn naam is Pietje Puk. Ik kom uit Polen. Nu woon ik in Leiden. Ik woon samen met mijn moeder.
Alinea 2: Wat zijn je hobby's?
Alinea 3: Wat wil je leren met Nederlands en wat wil je hierna voor opleiding doen? Wat wil je later voor je beroep gaan doen?
Tussen elke alinea sla je een witregel over.
Na alinea 3 sla je twee regels over. Onderaan de brief zet je de groet en daaronder je naam. Voorbeeld: Met vriendelijke groet/vriendelijke groeten, .... 


Slide 12 - Slide

Voorbeeld opbouw mail:
Onderwerp: opdracht Nederlands

Beste mevrouw Stolk,


Mijn naam is... Ik kom uit... Ik woon ... jaar in Nederland. Ik woon hier met......
- regel overslaan
Mijn hobby's zijn...
-regel overslaan
Ik wil met Nederlands leren....
- twee regels overslaan

Met vriendelijke groet/vriendelijke groeten, 
- regel overslaan
Pietje Puk


Slide 13 - Slide

Fictie/Literatuur
Literatuur= letterlijk: "dat wat geschreven is"
Niet alle boeken zijn literatuur. 
Lectuur= alles wat je kunt lezen

Slide 14 - Slide

Kenmerken lectuur
  • verhalen zijn simpel en voorspelbaar : je weet al wat er gaat gebeuren
  • personages (=personen in het verhaal) zijn oppervlakkig -> niet goed uitgewerkt, geen diepte

Slide 15 - Slide

Kenmerken literatuur
  • personages (=personen in het verhaal) zijn uitgewerkt tot karakters
  • meer diepgang
  • verrassend (->verrassing)
  • ruimte voor interpretatie (=zelf invullen, bedenken)
  • houdt de lezer een spiegel voor (= je leert ervan, denkt erover na) over zichzelf of problemen in de maatschappij

Slide 16 - Slide

Wie bepaalt wat literatuur is?
  • Een groep mensen -> het literaire veld
  • Belangrijk in het literaire veld: uitgever, recensenten, presentatoren tv-programma's. 
  • Vaak na verloop van tijd

Slide 17 - Slide

lesboek: Kern
  • Hoofdstuk 7 Fictie
  • lezen blz. 30
  • maken blz. 31 opdracht 1 tot en met 5

Slide 18 - Slide

Nederlandse literatuur
Voorbeeld: Kader Abdollah: Perzisch-Nederlandse schrijver
Boeken: Het huis van de moskee, Spijkerschrift, Het pad van de gele slippers, De reis van de lege flessen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Voetstappen - Kader Abdollah
Lezen  (deel van het) verhaal 'Voetstappen'

Slide 21 - Slide