5.1 - ecosystemen

Thema 5: Ecologie en duurzaamheid



Basisstof 1 - ecosystemen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Thema 5: Ecologie en duurzaamheid



Basisstof 1 - ecosystemen

Slide 1 - Slide

Vandaag

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:

  • Voorbeelden van abiotisch en biotische factoren geven.
  • Uitleggen waarvoor organismen elkaar nodig hebben in een ecosysteem.
  • een voedselketen en een voedselweb maken.
  • de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden.
  • biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden.

Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij de woorden:
ecologie en duurzaamheid

Slide 4 - Mind map

Ecologie
Ecologie is het onderzoeken van relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving).

Slide 5 - Slide

Milieu
Organismen hebben invloed op het milieu en andersom!

Invloeden op het milieu kunnen biotisch en abiotisch zijn.

Slide 6 - Slide

abiotische factoren: 
niet-levende invloeden
biotische factoren: 
levende invloeden

Slide 7 - Slide

Biotisch
             Abiotisch
Soortgenoten, roofdieren, voedsel, 
(dode) bladeren, ziekteverwekkers etc
Levenloze natuur
Het klimaat, neerslag, temperatuur, 
zonlicht, zandkorrels etc
Levende/ dode natuur

Slide 8 - Slide

Wat betekent milieu?

Slide 9 - Open question

Regen is een ... factor
A
biotische
B
abiotische

Slide 10 - Quiz

Schimmel is een ... factor
A
biotische
B
abiotische

Slide 11 - Quiz

Duurzaamheid
Duurzaamheid is ervoor zorgen dat het milieu geen schade aan jouw gebruik ondervindt. 

  1. Niet meer stoffen gebruiken dan het milieu kan aanvullen
  2. Niet meer stoffen toevoegen dan het milieu kan verwerken.

Slide 12 - Slide

Eten en gegeten
Organismen hebben voedingsstoffen nodig. 
Als een organisme gegeten wordt dan komen de stoffen terecht in het volgende organisme. Dit noemen we de kringloop van stoffen.

Slide 13 - Slide

Soorten eters
  • Planteneters - organismen die alleen planten eten
  • Vleeseters - organismen die alleen dieren eten
  • Alleseters - organismen die planten en dieren eten
  • Afvaleters - organismen die de dode resten van organismen eten.

Slide 14 - Slide

Vleeseter
Alleseter
Afvaleter
Planteneter
Soorten 
   eters

Slide 15 - Slide

Schimmels en bacteriën ruimen de dode resten van organismen op, wat zijn ze?
A
planteneters
B
vleeseters
C
alleseters
D
afvaleters

Slide 16 - Quiz

Voedselketen
Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort. 

Elke soort is een schakel in de voedselketen. 

De pijl betekent: wordt gegeten door.

Slide 17 - Slide

Voedselketen
Een voedselketen begint altijd bij een plant
De eerste schakel is dus altijd een plant!

Zonder planten is er geen voedsel.

Slide 18 - Slide

Voedselweb
In een ecosysteem is er nooit maar 1 voedselketen

Meerdere voedselketens vormen samen een voedselweb.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Producenten
Een voedselketen /voedselweb begint altijd met een plant. Planten maken voedsel door fotosynthese.

Daarom noemen wij de eerste schakel de producenten.

Slide 21 - Slide

Fotosynthese
Het proces waarbij planten water, koolstofdioxide en licht omzetten tot zuurstof en glucose.

Water + koolstofdioxide + zonlicht --> glucose + zuurstof

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Fotosynthese
Naast koolstofdioxide, water en zonlicht heeft een plant ook mineralen nodig. 

Dit zijn stofjes die in de grond zitten, de gebruikt de plant weer om andere stofjes te maken.

Slide 24 - Slide

Bij fotosynthese ontstaan
A
zuurstof en koolstofdioxide
B
licht en glucose
C
water en koolstofdioxide
D
zuurstof en glucose

Slide 25 - Quiz

Consumenten
na de eerste schakel in een voedselketen krijg je de consumenten

Consumenten consumeren (=nuttigen) andere organismen.

Slide 26 - Slide

Consumenten
Consumenten van de eerste orde eten de producenten.

Consumenten van de tweede orde eten de consumenten van de eerste orde.

Slide 27 - Slide

Een organisme dat planten eet is een
A
consument van de eerste orde
B
consument van de tweede orde
C
consument van de derde orde
D
producent

Slide 28 - Quiz

Afvaleters
Niet alle dieren worden opgegeten, soms gaan ze gewoon dood. 

Ze worden dan opgegeten door de afvaleters


Slide 29 - Slide

Reducenten
De resten die de afvaleters achterlaten worden opgeruimd door de reducenten (schimmels en bacteriën).

Reduceren = afbreken.

Slide 30 - Slide

Reducenten
Sommige stoffen nemen ze op als voedsel. 
Andere stoffen geven ze af aan de lucht en aan de bodem. Dit zijn koolstofdioxide, mineralen (voedingsstoffen voor planten) en water.
 De mineralen gebruiken ze om van glucose weer andere stoffen te maken. Zo worden de stoffen in de natuur steeds opnieuw gebruikt.

Slide 31 - Slide

Kringloop
 Stoffen van planten (producenten) komen via dieren (consumenten), afvaleters en reducenten uiteindelijk weer bij planten terecht. 

Slide 32 - Slide

Bacteriën en schimmels zijn
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten
D
afvaleters

Slide 33 - Quiz

Afbreekbaar
Reducenten breken de dode resten van planten en dieren af. Deze dode resten zijn biologisch afbreekbaar.

ook materiaal van organismen is biologisch afbreekbaar.

Slide 34 - Slide

Afbreekbaar
Stoffen die NIET door reducenten afgebroken kunnen worden zijn 
niet-biologisch afbreekbaar.

vb. glas, plastic, metaal.

Slide 35 - Slide

Jairo zijn blikje fernandes is
A
biologisch afbreekbaar
B
niet-biologisch afbreekbaar

Slide 36 - Quiz

Het klokhuis van de appel van Nyshaira is
A
biologisch afbreekbaar
B
niet-biologisch afbreekbaar

Slide 37 - Quiz




Uitvoering:​


  1. Bestudeer de tabel en knip de organisme uit​
  2. Gebruik een groot vel papier waar je de voedselweb op maakt​
  3. Leg eerst je voedselweb zonder lijm neer en zorg dat je het overzicht compleet hebt​
  4. Plak de organisme op je papier en trek lijnen wie welk organisme eet

Organisme                                      organisme 





Opdrachten:​

  1. Schrijf bij elk organisme op wat voor eter het is:​
Planteneter​, Vleeseter​, Alleseter​ of Afvaleter​

2. Stel dat de bomen last hebben van een schimmel en allemaal dood gaan. welke organisme zullen daar last van hebben?

3. Er is een bladluisplaag in de omgeving, welk organisme zou dit kunnen bestrijden?​

4. Door vervuiling van het milieu neemt de hoeveelheid insecten sterk af, welke organisme zouden hiervan last hebben.​







Voedselweb maken

Slide 38 - Slide

Verwerkingstijd

Slide 39 - Slide