les 3 lenen

1 / 18
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Ons lage BTW-tarief is van 6% naar 9% gestegen. Wat is de absolute toename?
A
9-6= 3 procent
B
(9-6)/6 x 100= 50%
C
9-6 = 3 procentpunt
D
9/6 x 100= 150%

Slide 2 - Quiz

Phiene spaart € 250 tegen 1,5% per kwartaal, 3 jaar lang. Hoeveel rente verdient zij in die 3 jaar?
A
261,42
B
48,90
C
298,90
D
297,75

Slide 3 - Quiz

Phiene spaart € 250 tegen 1,5% per kwartaal, 3 jaar lang. Hoeveel rente verdient zij in die 3 jaar?
250 x 1,015 tot de macht 12 (4 kwartalen x 3 jaar)
=298,90 (eindsaldo) - 250 (beginsaldo)=
48,90 rente over die 3 jaar

kortom
(250 x 1,01512)-250= €48,90 rente

Slide 4 - Slide

Er staat €2000 op 1/1/20 op een spaarrekening. Eind april komt er €250 bij. Rente is 2,5%. Hoeveel staat er als eindsaldo op 31/12/20 op de rekening?
A
2304,17
B
54,17
C
2357,50
D
236,25

Slide 5 - Quiz

Er staat € 2000 op 1/1/20 op een spaarrekening. Eind april komt er € 250 bij. Rente is 2,5%. Hoeveel staat er als eindsaldo op 31/12/20 op de rekening?

2000 x 0,025 x 4/12= €16,67
2250 x 0,025 x 8/12= €37,50

rente jaar 2020= €54,17
+ 2250= € 2304,17 eindsaldo

Slide 6 - Slide

Jantje verdient € 6600 per maand, dat was
vorig jaar € 6280.
Welke formule gebruik je om de procentuele verandering van zijn inkomen te berekenen?
A
deel/geheel x 100%
B
terugrekenen naar 1 procent
C
nieuw-oud/ oud x 100%
D
(nieuw-oud)/ oud x 100%

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

€ 1000, aflossen in 5 jr, 6% rente 
jaar
schuld begin jaar
aflossing
rente
totaal
schuld eind jaar
1
1000
200
60
260
800
2
800
200
48
248
600
3
600
200
36
236
400
4
400
200
24
224
200
5
200
200
12
212
0

Slide 9 - Slide

maken opg 3.26 t/m 3.29
timer
15:00

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

geld lenen (kost geld...)
= vervroegen van consumptie, met als nadeel de betaling van rente               de consumptie wordt dus duurder!

bij elke lening moet je;
- rente betalen
                      - aflossen (terugbetalen)

Slide 12 - Slide

verschillende soorten leningen
- hypotheek (vastgoedlening met onderpand)
- persoonlijke lening (hoge lening voor dure aankoop)
- doorlopend krediet (rood staan op je betaalrekening of webshop)
- kopen op afbetaling (bij een winkel lenen)

Slide 13 - Slide

hypotheeklening
-hoog leenbedrag, alleen te gebruiken om een huis (vastgoed) mee te kopen
- relatief lage rente want:
- onderpand! (gedwongen verkoop)
- bank heeft dus grote mate van zekerheid dat het de lening terugkrijgt; hoe lager het risico hoe lager de rente
- hypotheekrente aftrekbaar (denk aan belastingschijven)

Slide 14 - Slide

Persoonlijke lening
- lening voor grotere aankopen (nieuwe auto, badkamer, enz) 
- terugbetaling (meestal) door maandelijks vast bedrag van rente en aflossing (= annuïteit)
- vooraf afgesproken hoe snel je terugbetaalt, over hoeveel termijnen/ periodes
- hoe langer de looptijd, hoe duurder de lening
- BKR doet kredietwaardigheidstest 

Slide 15 - Slide

doorlopend krediet
- 'rood staan' (negatief saldo op de betaalrekening)
- naar eigen behoefte gebruik je dit krediet
- zit meestal geen eindtijd aan 
- relatief laag leenbedrag, hoge rente
- aflossen vaak niet verplicht (rentebetaling natuurlijk wel)
- ook webshops geven soms doorlopend krediet voor klanten met laag inkomen, geen spaargeld en gat in hand...

Slide 16 - Slide

kopen op afbetaling
- aanschaf in winkel/ webshop op krediet
- dure vorm van lenen, hoge rente
- je hoeft niet langs de bank; de winkel sluit het af
- winkelier blij; rente-inkomsten en hogere omzet
- klant blij; zonder te sparen (en dus wachten..) gelijk gewenste product mee naar huis
- in termijnen terugbetalen; 1 bedrag van rente+ aflossing

Slide 17 - Slide

Maken opgave 3.30 t/m 3.35
klassikaal bron 3.3 blz 44 bespreken!


timer
20:00

Slide 18 - Slide