4.3 Wet van behoud van massa

4.3 Wet van behoud van massa
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.3 Wet van behoud van massa

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik kan op microniveau uitleggen waarom de wet van massabehoud altijd geldt.
Ik kan molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties.
Ik kan uitleggen wat de begrippen overmaat en ondermaat inhouden en hiermee rekenen

Slide 2 - Slide

Wet van behoud van massa
Totale massa aan het begin van een reactie is hetzelfde als aan het eind van de reactie.

Ook wel de wet van Lavoisier genoemd

Slide 3 - Slide

Microniveau
Hiervoor heb je een kloppende reactievergelijking nodig

de som van de massa's links van de pijl is even groot als de som van de massa's rechts van de pijl

Slide 4 - Slide

Molverhouding

CH4(g) + 2 O2(g) → CO2(g) + 2 H2O(l)

molverhouding is 1 : 2 : 1 : 2
(dus om 1 mol CH4 te verbranden is 2 mol O2 nodig)

Slide 5 - Slide

Rekenen met molverhouding
  • CH4(g) + 2 O2(g) → CO2(g) + 2 H2O(l)
  • molverhouding is 1 : 2 : 1 : 2
  • stel: je hebt 0,80 ml CH 
  • Bereken hoeveel mol water er ontstaat.


molverhouding
antwoord
mol CH4
1
0.80
mol H2O
2
?

Slide 6 - Slide

Stappenplan rekenen aan reacties
  1. reactievergelijking
  2. bereken het aantal mol als de massa is gegeven
  3. bereken het aantal mol van de gevraagde stof
  4. bereken de massa van de gevraagde stof
  5. controleer op significantie

Slide 7 - Slide

Voorbeeld:
  • Bereken hoeveel zuurstof er nodig is voor de volledige verbranding van 1,00 kg benzine (C8H18)
  • reactievergelijking:
  • 2 C8H18(l) + 25 O2(g) → 16 CO2(g) + 18 H2O(l)
  • aantal mol benzine: 114,224 g/mol
  • 1,00 kg is 1000 g.    1000/ 114,2 = 8,755 mol benzine

Slide 8 - Slide

  • 2 mol benzine reageert met 25 mol zuurstof
  • 1 mol benzine reageert dus met 12,5 mol zuurstof
  • 8,755 mol benzine reageert dan met 8,755 x 12,5 = 109,434 mol zuurstof
  • molaire massa van O2 = 2 x 16,00 = 32,00 g/mol
  • massa zuurstof is dan 109,434 x 32,00 = 3502 gram O2 
  • = 3,502 kg = significatie = 3,50 kg zuurstof

Slide 9 - Slide

Overmaat
In een vat wordt 50 gram NH3(g) gemengd met 50 gram HCl(g). Hierbij ontstaat NH4Cl(s).
Geef aan welke stof in overmaat aanwezig is en bereken hoeveel gram NH4Cl(s) ontstaat.

Slide 10 - Slide

gegevens
HCI = 50 g en NH3 = 50 g
gevraagd:
hoeveel NH4 in overmaat is in gram

Slide 11 - Slide

Uitwerking
reactievergelijking: HCI(g) + NH3(g) → NH4Cl(s)
De molaire massa HCl(g) is 1 × 35,45 + 1 × 1,008 = 36,458 g/mol.
50 g : 36,458= 1,37 mol HCl
De molaire massa NH3(g) is 1 × 14,01 + 3 × 1,008 = 17,034 g/mol.
50g : 17,034= 2,94 mol NH3

Slide 12 - Slide

overmaat
verhouding is 1:1
1,37 mol HCl reageert met 1,37 mol NH3
er is dus 2,94 - 1,37 = 1,57 mol NH3 over = overmaat

Slide 13 - Slide

Hoeveel NH4Cl?
molverhouding is 1 : 1 : 1
dus er ontstaat 1 mol NH4Cl
molaire massa =  1 × 14,01 + 4 × 1,008 + 35,45 = 53,492 g/mol.
1,37 x 53,492 = 73,284 g NH4Cl

significantie: 73 g NH4Cl

Slide 14 - Slide

Opdracht
Wat: lees paragraaf 3 van H4
          maak opgave 1 t/m 11
Hoe: zelfstandig
Hulp: boek en docent en medeleerling
Tijd: huiswerk voor volgende les
Klaar: lees paragraaf 4

Slide 15 - Slide