4.3 Massa

§4.3 Massa 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§4.3 Massa 

Slide 1 - Slide

Molrekenen

Slide 2 - Slide

Chemisch rekenen
herhaling 
Mol rekenen

1 mol = 6,023*1023 moleculen

n = m / M
n = aantal mol
m = massa (in gram)
M = molmassa (g/mol)

Slide 3 - Slide

Gebruik het driehoekje
n = aantal mol 
m = massa in gram
M = molaire massa/molmassa (zie PS)

Slide 4 - Slide

Bereken het aantal mol van 20g ammoniak

Slide 5 - Open question

20g ammoniak
n = m /M 
molaire massa (M) NH3 = 17,031
massa (m) = 20 gram
  n = 20/ 17,031 = 1,17 = 1,2 mol 

Slide 6 - Slide

Hoeveel g is 2,0 mol water?

Slide 7 - Open question

2,0 mol water
m = n x M
aantal mol (n) = 2
Molaire massa (M) H2O = 18
  m = 2 x 18 = 36 gram 

Slide 8 - Slide

Welke formule moet je nog meer kennen? 
n (aantal mol) --x  Na--> N (aantal deeltjes/moleculen)

N(aantal deeltjes/moleculen) ---: Na--> n (aantal mol)

Na = getal van Avogadro (6x0 x 1023)

Slide 9 - Slide

Plan van aanpak
Bekijk steeds WAT je moet berekenen.
n = aantal mol
M = molaire massa (mbv PS)
m = massa in gram
N = aantal deeltjes 
Schrijf de juiste formule op en vul deze in.

Slide 10 - Slide

Oefenstencil
Maak de opgave 1 t/m 10 van het oefenstencil.

Gebruik een kladpapier en de juiste formules. 

Slide 11 - Slide

De molverhouding 
Bij een chemische reactie is er sprake van een vaste verhouding waarin stoffen met elkaar reageren en ontstaan. Deze verhouding is kun je afleiden uit de coëfficiënten in de kloppende reactievergelijking.

4 Al (s) + 3 O2 (g) --> 2 Al2O3 (s)                      Verhouding dus: 4 : 3 : 2 
2 H2O (l) --> 2 H2 (g) + 1 O2 (g)                          Verhouding dus: 2 : 2 : 1

Met deze verhoudingen kunnen we gaan rekenen! 

Slide 12 - Slide

De molverhouding
Oefenen:
1. Bij de verbranding van fosfor ontstaat difosforpentaoxide. Geef de molverhouding voor deze reactievergelijking.

2. Bij de verbranding van methaan ontstaan koolstofdioxide en water. Geef de molverhouding voor deze reactievergelijking.

3. Bij de ontleding van NaCl ontstaat Na en Cl2. Geef de molverhouding. 

Slide 13 - Slide

De molverhouding
1. Bij de verbranding van fosfor ontstaat difosforpentaoxide. Geef de molverhouding voor deze reactievergelijking.
4P +  5O2 -->  2P2O5                     Verhouding: 4 : 5 : 2
2. Bij de verbranding van methaan ontstaan koolstofdioxide en water. Geef de molverhouding voor deze reactievergelijking.
CH4 + 2O2 --> 2H2O + CO2               Verhouding: 1 : 2 : 2 : 1
3. Bij de ontleding van NaCl ontstaat Na en Cl2. Geef de molverhouding. 
2NaCl -->  2Na   +  Cl2                 Verhouding: 2 : 2 : 1 

Slide 14 - Slide

De wet van behoud van massa
Bij een chemische reactie geldt: de massa blijft hetzelfde. Dat noemen we de Wet van massabehoud. 

Hoe komt dat? 
Bij een chemische reactie gaan geen atomen verloren.

4 Al (s) + 3 O2 (g) --> 2 Al2O3 (s)
2 H2O (l) --> 2 H2 (g) + O2 (g)

Slide 15 - Slide

Rekenen aan reacties
Vijf stappen die je MOET volgen:
1. Geef de reactievergelijking
2. Gegeven omrekenen naar mol (n = m / M)
3. Gebruik de molverhouding om de aantal mol van gevraagde te rekenen
4. Reken de mol van de gevraagde om naar massa (m = n x M)
5. Rond je antwoord af 

Slide 16 - Slide

Rekenen aan reacties
Bereken hoeveel gram zuurstof nodig is bij de verbranding van 10,0 g methaan. 

Stap 1 Geef de reactievergelijking: 
1.  CH4 +  2O2 -->  CO2  + 2H2O

Slide 17 - Slide

Stap 2: gegeven omrekenen in mol
We hebben 10,00 gram methaan.
Formule: n = m/M (massa/Molaire massa)
n = 10,00 /16 = 0,625 mol CH4

Slide 18 - Slide

Stap 3: bereken mol gevraagde stof
CH4 + 2O2 --> CO2 + 2H2O





     

                                                                                                                     molverhouding                        gevraagd
n CH4
1
0,625
n O2
2

Slide 19 - Slide

Stap 3: bereken mol gevraagde stof
CH4 + 2O2 --> CO2 + 2H2O





     

                                                                                                                     molverhouding                        gevraagd
n CH4
1
0,625
n O2
2
1,25 

Slide 20 - Slide

Stap 4: reken mol om naar gevraagde eenheid
We hebben uitgerekend dat er 1,25 mol reageert. Ze vragen echter hoeveel gram zuurstof nodig is. 
m = n x M
m = 1,25 x 32,01 = 40,01 gram zuurstof nodig. 

Slide 21 - Slide