PW Voortplanting en Seksualiteit - 4.1 t/m 4.6 - 2KGT (22/23)

Oefentoets par. 4.3, 4.4, 4.8
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets par. 4.3, 4.4, 4.8

Slide 1 - Slide

1. De prostaat voegt vocht toe aan de zaadcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

2. Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt erectie genoemd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

3. Bij een vrouw kan in de eileiders een onbevruchte eicel worden aangetroffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

4. Tijdens de zwangerschap treden geen menstruaties op.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

5. Innesteling van een bevruchte eicel vindt plaats in de eileider.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

6. Bij een vrouw komen iedere maand meerdere eicellen vrij.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

7. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie 12 tot 24 uur in leven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

8. Bevruchting is een ander woord voor geslachtsgemeenschap.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

9. In de morning-afterpil zitten grotere hoeveelheden hormoon dan in de gewone pil.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

10. Op welke van de genoemde dagen is de kans het grootst dat de geslachtsgemeenschap tot bevruchting leidt?
A
Op 5 februari.
B
Op 12 februari.
C
Op 19 februari.
D
Op 26 februari.

Slide 11 - Quiz

11. Een man en een vrouw hebben geslachtsgemeenschap.
Ze gebruiken geen voorbehoedmiddelen.

In welk deel komen de zaadcellen het eerst terecht nadat ze de penis hebben verlaten?
A
In de baarmoeder.
B
In de eileider.
C
In de vagina.

Slide 12 - Quiz

12. De tekening geeft een cel van de mens weer.

Waar ontstaat deze cel?
A
In de prostaat.
B
In een bijbal.
C
In een teelbal.
D
In een zaadblaasje.

Slide 13 - Quiz

13. Hoe wordt het genoemd als een jongen of een man zelf zorgt voor een zaadlozing?
A
Masturbatie.
B
Menstruatie.
C
Orgasme.
D
Ovulatie.

Slide 14 - Quiz

14. Bij een vrouw vindt ovulatie plaats. Vervolgens wordt bij deze vrouw een eicel bevrucht.

Vindt de eerste deling na de bevruchting plaats in de baarmoeder, in een eierstok of in een eileider?
A
In de baarmoeder.
B
In een eierstok.
C
In een eileider.

Slide 15 - Quiz

15. De prostaat voegt vocht toe aan de zaadcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

16. Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt erectie genoemd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

17. Bij een vrouw kan in de eileiders een onbevruchte eicel worden aangetroffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

18. Tijdens de zwangerschap treden geen menstruaties op.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

19. In de afbeelding zie je alleen primaire geslachtskenmerken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

20. Innesteling van een bevruchte eicel vindt plaats in de eileider.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

21. Bij een vrouw komen iedere maand meerdere eicellen vrij.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

22. Wat wel of niet grensoverschrijdend is, verschilt per persoon.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

23. Het maagdenvlies kan het menstruatiebloed tegenhouden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

24. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie 12 tot 24 uur in leven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

25. In de puberteit stel je je vaak afhankelijker op naar je ouders.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

26. Bevruchting is een ander woord voor geslachtsgemeenschap.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

27. Bij chlamydia is de ziekteverwekker een bacterie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

28. In de morning-afterpil zitten grotere hoeveelheden hormoon dan in de gewone pil.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

29. Een man en een vrouw hebben geslachtsgemeenschap.
Ze gebruiken geen voorbehoedmiddelen.

In welk deel komen de zaadcellen het eerst terecht nadat ze de penis hebben verlaten?
A
In de baarmoeder.
B
In de eileider.
C
In de vagina.

Slide 30 - Quiz

Klaar!
Je hebt nu alle vragen gehad. Controleer VOORDAT je de toets inlevert of je alles hebt ingevuld.

Zo ja, lever hem dan in!

De docent geeft aan wat je na de toets kunt doen.

Slide 31 - Slide