Week 47

1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Écouter
- We beginnen met de luisteropdracht van 'le bilan' in het werkboek. Pak p. 42 WB erbij. We beluisteren het twee keer.

- Klaar? Zet tafels uit elkaar, alles van de tafel af behalve een pen en typex, dan beginnen we met het echte luisterfragment. Je hoort het twee keer. Blijf rustig en luister goed. 

Slide 2 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
* Introduction chapitre 2
* Bloc A: écouter
* Bloc C: la grammaire 
meewerkend voorwerp
* Au travail
* Vocabulaire A

SO: dinsdag 8 december

Slide 3 - Slide

Hoe ging de proefwerkweek?
A
Het ging over het algemeen goed.
B
Het ging redelijk.
C
Het ging niet goed.
D
Erg slecht..

Slide 4 - Quiz

Introduction chapitre 2
Titre: Hors de prix
La traduction?

Lisez p.20 TB ensemble
Strasbourg, ça se trouve où à la carte?
-> faites ex. 1b et 2 (p. 48 WB)

Slide 5 - Slide

Bloc A: écouter
TB: page 22
WB: page 49

D'abord on fait ex. 4ab, après on écoute le fragment
et on fait ex. 4cd. On écoute le fragment 2 fois.

Slide 6 - Slide

Bloc C
Titel: het persoonlijk voornaamwoord
als meewerkend voorwerp

Voorbeeldzin:
Ils donnent de l'argent de poche à Piet.
Ils lui donnen de l'argent de poche. 
Wat is het verschil?

Slide 7 - Slide

Bloc C
Meewerkend voorwerp: begint met à, au of aux.

Welke vormen?
Me/m'= mij                            Nous = ons
Te/t'= jou                                Vous = jullie/u
Lui = hem/haar                    Leur = hun
Lui en leur gebruik je het vaakst!

Slide 8 - Slide

Bloc C
Plaats in de zin:
Het staat vaak voor de persoonsvorm.
Staat er een heel werkwoord in de zin? Dan staat het daarvoor. 

Je te donne de l'argent de poche.
Je vais te donner de l'argent de poche. 
Ex. 14E: page 58

Slide 9 - Slide

Au travail!
* Faites ex. 6, 7, 13bcde et 14abcd. 
* Temps: 15 minutes
* Travail individuel ou à deux.
* Questions? Posez-les!
* Prêt? Corrigez svp!
Après: vocabulaire A.

Slide 10 - Slide

Vocabulaire A (p. 82 WB)
Lisez le vocabulaire A.

Traduisez:
1. ik pas op
2. wij winnen
3. zij kopen

Slide 11 - Slide