begrijpend lezen: les 7 combinatie met 8

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 7:
VWO 2
 P2 2021-2022
1 / 54
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 7:
VWO 2
 P2 2021-2022

Slide 1 - Slide

Vorige lessen heb je geleerd ...

... welke tekstverbanden we kennen.
... welke signaalwoorden bij de verschillende tekstverbanden horen.
... dat de tekstverbanden uit 2 delen bestaan.
... hoe de tekstverbanden genoteerd moeten worden.



Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les...

... ken je 4 manieren waarop alinea’s met elkaar verbonden kunnen worden.

...weet je wat een mening, argument en tegenargument is.
...heb je de begrippen objectief en subjectief herhaald.

Slide 3 - Slide

4 verbindingsmanieren

Alinea’s kunnen op 4 manieren met elkaar worden verbonden:

1.  Met een signaalwoord
2. Door herhaling
3. Door overgangszinnen met een verwijzing
4. Door aankondigende zinnen

Slide 4 - Slide

Verbinden met een signaalwoord en door herhaling
Met een signaalwoord
Het signaalwoord aan de begin van een alinea geeft het verband aan met de vorige alinea.

Door herhaling
Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.

Slide 5 - Slide

Verbinden door overgangszinnen en aankondigende zinnen
Door overgangszinnen met een verwijzing
In een van de eerste zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, in de vorm van een verwijswoord.

Door aankondigende zinnen
De zin/de zinnen aan het einde van een alinea vertellen wat je in de volgende alinea kunt verwachten.

Slide 6 - Slide

Aan de slag!

Pak je boek Op Niveau erbij.
Ga naar blz. 203.

Lees tekst 2: Welk dier is het intelligentst?

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Log in bij Lessonup.
Ga naar: Begrijpend les les 7

Maak: vraag 1 t/m 5 op de volgende slides bij tekst 2: Welk dier is het intelligentst?

Slide 8 - Slide

1. Welke manier van inleiden gebruikt de schrijver?

Slide 9 - Open question

2. In regel 11 staat een signaalwoord. Schrijf het signaalwoord en het bijbehorende verband op.


Slide 10 - Open question

3. Schrijf alle delen van het verband op.

Slide 11 - Open question

4. Hoe worden alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?

Slide 12 - Open question

5. Noteer het woord/ de woorden waar dat uit blijkt.

Slide 13 - Open question

Aan de slag!

Ga naar blz. 205/206 van je boek Op Niveau.

Lees tekst 3: Dieren en menselijke emoties

Slide 14 - Slide

Aan de slag!

Maak vraag 1 t/m 12 op de volgende slides bij tekst 3: Dieren en menselijke emoties.

Slide 15 - Slide

1. Op welke manier geeft de schrijver de inleiding vorm?

Slide 16 - Open question

2. Noteer de kernzin van alinea 2.

Slide 17 - Open question

3. In alinea 2 komen 4 signaalwoorden voor. Noteer de signaalwoorden en benoem de verbanden die daarbij horen.

Slide 18 - Open question

4. Welke verbindingsmanier gebruikt de schrijver tussen de tweede en de derde alinea?

Slide 19 - Open question

5. Noteer de kernzin van alinea 3.

Slide 20 - Open question

6. Is de volgende zin uit alinea 4 een hoofdzaak of een bijzaak? 'We zijn ons bewust van onze emoties, denken erover na en passen ons gedrag soms aan op basisvan dat gepeins: zegt hij. (r. 25-27)

Slide 21 - Open question

7. In alinea 5 staat een opsomming. Noteer het woord/de woorden waaruit dat blijkt.

Slide 22 - Open question

8. Noteer de delen van de opsomming.

Slide 23 - Open question

9. Welke verbindingsmanier gebruikt de schrijver tussen de vijfde en de zesde alinea?

Slide 24 - Open question

10. Noteer het woord waar dat uit blijkt.

Slide 25 - Open question

11. Past de titel goed bij de tekst?

Slide 26 - Open question

12. Past het tussenkopje 'Taartje laten staan' boven alle alinea's eronder?Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open question

Aan de slag!

Ga naar: blz. 207/208 van je boek op Niveau.

Lees tekst 4: Wonderlijke architecten

Maak: vraag 1 t/m 4 op de volgende slides bij bovenstaande tekst.

Slide 28 - Slide

1. Op welke manier verbindt de schrijver alinea 1 en 2?

Slide 29 - Open question

2. Noteer het woord/de woorden waaruit dat blijkt.

Slide 30 - Open question

3. Op welke manier verbindt de schrijver alinea 3 en 4?

Slide 31 - Open question

4. Noteer het woord/de woorden waaruit dat blijkt.

Slide 32 - Open question

Mening en argumenten
Mening  Wat iets of iemand van iets vindt.

Argumenten Om je mening duidelijk te maken en het publiek te overtuigen of over te halen, gebruikt de schrijver argumenten. Redenen waarom je iets vindt.

Tegenargument Als iemand het niet eens is met een argument, kan hij een tegenargument gebruiken.

Slide 33 - Slide

Mening, argument en tegenargument
(mening) Tijdens de lessen moeten mobiele telefoons in de kluisjes worden opgeborgen, (argument) want leerlingen kunnen zich niet concentreren met hun mobiele telefoon in de buurt.

(mening) Het opbergen van mobiele telefoons in kluisjes vind ik geen goede oplossing, (tegenargument) want leerlingen moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen.

Slide 34 - Slide

Objectieve teksten

... bevatten feiten (geen meningen)

Tekstsoorten
  • informerende teksten
  • uiteenzettende teksten

Slide 35 - Slide

Subjectieve teksten

... bevatten de mening van de schrijver.

Tekstsoorten
  • activerende teksten (reclame)
  • betogende teksten

Slide 36 - Slide

Aan de slag!
Pak je boek Op niveau erbij.
Ga naar blz. 251
Lees tekst 3: Tandarts verdooft met kleine elektrische schok

Slide 37 - Slide

Aan de slag!
Log in bij LessonUp: Begrijpend lezen les 8 Mening, argument en tegenargument

Maak vraag 1 t/m 7

De vragen horen bij tekst 3: Tandarts verdooft met kleine elektrische schok

Slide 38 - Slide

1. Op welke manier zijn de eerste en de tweede alinea met elkaar verbonden?

Slide 39 - Open question

2. Noteer de kernzin van alinea 2.

Slide 40 - Open question

3. Welke zinnen geven de hoofdzaak van alinea 3 aan?

Slide 41 - Open question

4. Leg uit waarom de overige zinnen van alinea 3 bijzaken aangeven.

Slide 42 - Open question

5. Noteer de hoofdzaken van tekst 3.

Slide 43 - Open question

6. Noteer de hoofdgedachte van de tekst.

Slide 44 - Open question

7. Wat is het tekstdoel? En welke tekstsoort hoort daarbij?

Slide 45 - Open question

Aan de slag!

Lees tekst 4: Geen tijd om te lezen
Blz. 253

Maak vraag 1 t/m 7

Slide 46 - Slide

1. Op welke manier zijn alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?

Slide 47 - Open question

2. Welk verband geeft het signaalwoord aan het begin van alinea 4 aan?

Slide 48 - Open question

3. Schrijf de delen van dit verband op.

Slide 49 - Open question

4. Noteer de hoofdgedachte van de tekst.

Slide 50 - Open question

5. Is de volgende zin subjectief of objectief?
'De reden? Ik kreeg het te druk.' (r. 4-5)
A
subjectief
B
objectief

Slide 51 - Quiz

6. Is de volgende zin subjectief of objectief?
‘Tijd om daar verandering in te brengen.’ (r. 5-6)
A
subjectief
B
objectief

Slide 52 - Quiz

7. Is de volgende zin subjectief of objectief?
‘Op school lezen gaat al helemaal niet.’ (r. 24)
A
subjectief
B
objectief

Slide 53 - Quiz