04-10-2023 Z2C zinnen luisteren + gram passé composé

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Telefoon in de telefoontas

Boek op tafel

Bonjour à tous!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Telefoon in de telefoontas

Boek op tafel

Bonjour à tous!

Slide 1 - Slide

Woensdag 11 oktober
SO ABCD - chapitre 1

Wat moet je leren?
Voca A + B (F-NL / NL-F) → p.50
Phrases-clés C (F-NL / NL-F) → p.52
Grammaire D (le passé composé) → p.53

Slide 2 - Slide

Aujourd'hui:
-  Écouter les phrases-clés C
- Grammaire (le passé composé)
- Au travail!


Slide 3 - Slide

Écouter les phrases-clés C 
à la page 52

Slide 4 - Slide

Prends le livre à la page 32
Lees de grammatica in stilte door

Slide 5 - Slide

En néerlandais
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: je bent ergens op vakantie geweest en je vertelt tegen een vriend wat jij allemaal hebt gedaan.

Ik heb gepraat - Ik heb gekeken - Ik heb gewerkt

Slide 6 - Slide

Le passé composé
Ik heb gepraat - Ik heb gekeken - Ik heb gewerkt

De passé composé bestaat uit 2 delen 

Deel 1: een vorm van het werkwoord hebben -> avoir
Deel 2: het voltooid deelwoord





Slide 7 - Slide

Bij welke werkwoorden gebruiken we de passé composé?
Werkwoorden op -er -> parler, manger, travailler

Werkwoorden op -ir -> choisir, réflechir

Werkwoorden op -re -> répondre, apprendre









Slide 8 - Slide

Hoe maken we de passé composé?
De passé composé bestaat uit 2 delen, 

deel 1:
Een vorm van het werkwoord avoir

Slide 9 - Slide

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Als je de juiste vorm van het werkwoord avoir hebt,
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é

ik heb gepraat - ik heb gekeken - ik heb gewerkt

praten = parler
kijken = regarder
werken = travailler

 Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekeken = J'ai regardé
Ik heb gewerkt = J'ai travaillé









Slide 10 - Slide

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord écouter
Elle (regarder) ______ __________
A
Elle est regardé
B
Elle a regardée
C
Elle a regardé
D
Elle a régardi

Slide 11 - Quiz

   Kort stappenplan 
1. Kies de juiste vorm van het werkwoord avoir
2. Maak het voltooid deelwoord (stam + é)


De formule: vorm van avoir + voltooid deelwoord!

Slide 12 - Slide

Prends le livre à la page 33
Lees de grammatica in stilte door

Slide 13 - Slide

3 uitzonderingen
De passé composé van de werkwoorden être, avoir en faire kun je niet met de formule maken -> je moet ze uit je hoofd leren

Passé composé van avoir -> j'ai eu
Passé composé van être -> j'ai été
Passé composé van faire -> j'ai fait

Slide 14 - Slide

Au travail!
Fais exercice 16, 17b, 17c, 18a

Klaar? -> Ga leren voor het SO
Wat moet je leren?
Voca A + B (F-NL / NL-F) → p.50
Phrases-clés C (F-NL / NL-F) → p.52
Grammaire D (le passé composé) → p.53

Slide 15 - Slide