2024_week20_2mh_les1_ Wiederholung zinsontleding+vz + Einstieg Frankfurt am Main

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik je opdracht 3 op blz. 91 maken

Slide 2 - Slide

An die Arbeit
Machen im Buch: 
- Maak opdracht 3 op blz. 91
- Maak opdracht 5 op blz. 92

  • Hoe: in stilte

  • Klaar: opdracht 1 en 2 op blz. 90
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Was machen wir heute?



  • An die Arbeit
  • Kurze Wiederholung zinsontleding en naamvallen
  • Einstieg Kapitel 6 Frankfurt am Main
  • Video: Mädchen-WG


  • Abschluss/Hausaufgaben

Slide 5 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kan je het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin herkennen, doordat je opdrachten hebt gemaakt.
- kan je tenminste 1 weetje over Frankfurt benoemen, doordat je opdracht hebt gemaakt en een video bekeken.

Slide 6 - Slide

Satzanalyse (zinsontleding)
  •  Wat is een naamval?

  • Naamvallen zijn nodig om de  functie van een zinsdeel aan te geven.
  • Welke zinsdelen ken je in het Nederlands?
  • Onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde (Wat is het gezegde?)
  • Alle werkwoorden in een zin

Slide 7 - Slide

Bij de naamvallen horen voorzetsels
Voorzetsels met de 4e naamval (Präpositionen mit dem Akkusativ)

  • durch 
  • für
  • gegen
  • ohne
  • um
  • door
  • voor
  • tegen
  • zonder
  • om
  • Als in een zin één van deze voorzetsels staat dan weet je dat het woord erachter een 4e naamval krijgt (lijdend voorwerp).

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Je hebt geleerd dat het persoonlijk voornaamwoord na een voorzetsel veranderd. Bijvoorbeeld ich----->mich







  • Hoe weet ik nu of het woord dat voor het zelfstandig naamwoord staat, de 1e naamval of de 4e naamval krijgt als er geen voorzetsel in de zin staat?

Slide 10 - Slide

Ontleden
Hoe vind je het onderwerp
1e naamval? 




Hoe vind je het lijdend voorwerp 
4e naamval?
  • Wie of wat + gezegde (persoonsvorm) een persoonsvorm is een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen. 
  • WAT+ gezegde+onderwerp. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Pak de schema's op bladzijde 76 erbij
Beispiele:
Met voorzetsel (Wat is het onderwerp en wat het lijdend voorwerp?)
  1. Sie will lieber ohne mein.........Vater Schuhe kaufen gehen.
  2. Für d............Verein (m) von ihrer Freundin ist dieses Spiel sehr wichtig.

Zonder voorzetsel, dus je moet ontleden.
  1. Ich habe e...................Mann (m) gesehen.
  2. Ich habe d...............Buch (o) gekauft.

Slide 16 - Slide

Deze stad wordt ook wel Mainhattan genoemd. Welke stad is dit?
  • Europese Centrale Bank
  • die Märchen der Brüder Grimm
  • Frankfurter Buchmesse
  • Römerberg
  • Frankfurter Skyline und der Grand Tower
  • Goethehaus

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

An die Arbeit
Machen im Buch: 
- Maak opdracht 3 op blz. 91
- Maak opdracht 5 op blz. 92

  • Hoe: in stilte

  • Klaar: opdracht 1 en 2 op blz. 90
timer
6:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Opdracht 4 op blz. 91

Slide 21 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kan je het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin herkennen, doordat je opdrachten hebt gemaakt.
- kan je tenminste 1 weetje over Frankfurt benoemen, doordat je opdracht hebt gemaakt en een video bekeken.

Slide 22 - Slide

Hausaufgaben
Machen: 


Slide 23 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Vielen Dank! Auf Wiedersehen! 

Slide 26 - Slide