5 Is er werk voor jou?
1 / 25
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat voor reden kun je hebben om te werken?
Slide 2 - Open question
Wie maken de cao-afspraken?
A
Werknemers
B
Werkgevers
C
Vakbonden
D
Organisaties van werkgevers.
Slide 3 - Quiz
Voor wie geldt de cao?
A
Werknemers
B
Werkgevers
C
Werknemers + werkgevers
D
Vakbonden
Slide 4 - Quiz
Het aanbod van arbeid komt van
A
de werknemers.
B
de werkgevers.
Slide 5 - Quiz
De vraag van arbeid komt van
A
de werknemers.
B
de werkgevers.
Slide 6 - Quiz
Een baan zonder einddatum =
A
een deeltijdbaan
B
een voltijdbaan
C
een tijdelijke baan
D
een vaste baan
Slide 7 - Quiz
Het loon waar de inhoudingen al vanaf gehaald zijn =
A
Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)
B
Brutoloon = nettoloon - (loonbelasting + sociale premies)
Slide 8 - Quiz
Wat doet de overheid met de ontvangen sociale premies?
Slide 9 - Open question
Dit is de enige ondernemingsvorm waarbij er miljoenen eigenaren kunnen zijn.
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Naamloos vennootschap
D
Besloten vennootschap
Slide 10 - Quiz
Bij deze ondernemingsvorm ben je bij faillissement zowel privé als zakelijk aansprakelijk.
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Naamloos vennootschap
D
Besloten vennootschap
Slide 11 - Quiz
Bij deze ondernemingsvorm zijn de eigenaren aandeelhouders.
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Naamloos vennootschap
D
Besloten vennootschap
Slide 12 - Quiz
De aandelen van die bedrijf worden verkocht op de beurs.
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Naamloos vennootschap
D
Besloten vennootschap
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Deze meneer is werkzaam in de ...
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector
Slide 15 - Quiz
Deze meneer is werkzaam in de ...
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector
Slide 16 - Quiz
Deze mensen zijn werkzaam in de ...
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Hoeveel regels moet je minimaal vrij laten op papier tussen de opdrachten
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quiz
Wat schrijf je links van de kantlijn van het uitwerkingen papier bij vraag 1
A
1
B
Opdracht 1
C
Vraag 1
D
????!!!!! Vraag 1
Slide 20 - Quiz
F I B A
Waarvoor staat de B
Waarvoor staat de B
A
Berekenen
B
Beregenen
C
Benaderen
D
Belazeren
Slide 21 - Quiz
F I B A
Waarvoor staat de A
Waarvoor staat de A
A
Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.
B
Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.
C
Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.
D
Geef antwoord in een zin. Rondt af en zet E of % tekens op de goede plaats.
Slide 22 - Quiz
Jan heeft heeft 4.110 korrels meer dan vorig jaar. Dat is een groei van 3%. Hoeveel korrels had hij vorig jaar?
A
3.987
B
137.000
C
4.233
D
141.100
Slide 23 - Quiz
Welk cijfer haal je morgen?
Slide 24 - Poll
Welke vraag heb je nog over het proefwerk van morgen.
