This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
H1 herhaling
citeren
persoonsvorm VT/TT
hoofdzaken en hoofdgedachte
Slide 1 - Slide
Een citaat
Iemand die letterlijk wat zegt, noem je citeren.
Je gebruikt een dubbele punt en aanhalingstekens.
De trainer zei: 'Je moet harder doorlopen.'
Slide 2 - Slide
Citeer de zin en plaats hoofdletters en leestekens. Anja vroeg Chantal maak jij je huiswerk af
Slide 3 - Open question
Citeer de zin en plaats hoofdletters en leestekens.
Mijn vader schreeuwde ga eens aan je huiswerk
Slide 4 - Open question
Citeer de zin en plaats hoofdletters en leestekens.
de docent zei ik ben over deze les niet tevreden
Slide 5 - Open question
Citeer de zin en plaats hoofdletters en leestekens. jelte vroeg kunt u mij meer informatie geven
Slide 6 - Open question
Hoofdgedachte en hoofdzaken
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken. Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot. Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.
Slide 7 - Slide
Hoofdgedachte en hoofdzaken
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten. Die ene zin noem je de hoofdgedachte. Om die zin te vinden, stel je de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.
Slide 8 - Slide
Hoofdgedachte en hoofdzaken
Zo vind je de hoofdgedachte:
Bepaal het onderwerp van de tekst.
Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.
Slide 9 - Slide
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 10 - Open question
Waar vind je de hoofdgedachte vaak?
Slide 11 - Open question
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 12 - Open question
Hoofd- en bijzaken. Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.
Slide 13 - Quiz
Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 14 - Quiz
Persoonsvorm verleden tijd Ik … (verbazen) me over de wilskracht van het verlegen meisje.
Slide 15 - Open question
Persoonsvorm verleden tijd (vermoeden) ... jullie dat hij iets stal.
Slide 16 - Open question
Rijden Persoonsvorm, verleden tijd, meervoud
Slide 17 - Open question
Spelling Persoonsvorm verleden tijd
(gebeuren) Er ... hier nooit iets.
Slide 18 - Open question
Vul de persoonsvorm verleden tijd in: Waarom (wenden) je je niet tot de directeur?
Slide 19 - Open question
Wat moet je weten voor het proefwerk in de toetsweek?
- woordenschat (blijf dus de lijst met woorden leren!)
- lezen (hoofdzaken en hoofdgedachte)
- taalverzorging: persoonsvorm vt/tt en leestekens/citeren
Deze toets staat gepland op donderdag 16 november (80 min)