Grammatica brugklas les 6 vwo

Lesplanning 
Controleren huiswerk en strafwerk
Herhaling lijdend voorwerp
Theorie meewerkend voorwerp
Oefenen meewerkend voorwerp
Evaluatie
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesplanning 
Controleren huiswerk en strafwerk
Herhaling lijdend voorwerp
Theorie meewerkend voorwerp
Oefenen meewerkend voorwerp
Evaluatie

Slide 1 - Slide

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 2 - Quiz

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 3 - Quiz

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 4 - Quiz

Wij gingen brood kopen.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Lijdend voorwerp
Mag ik jouw rekenmachine lenen ?
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Lijdend voorwerp
Mag ik jouw rekenmachine lenen ?
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

gever > cadeautje > ontvanger
Het meewerkend voorwerp. 
De ontvanger.
Aan wie(wat / voor wie(wat) + pv + ow + lv?
aan / voor kan er bij, maar kan ook weggelaten worden
mv
Het lijdend voorwerp. 
Wie / Wat + ow + wg?
Hier: het cadeautje
lv
Het onderwerp = wie of wat iets doet.
De gever.
(wie/wat + pv)
ow

Slide 8 - Slide

Mijn vader geeft zijn oude telefoon aan zijn broer.
 ow:    Wie / Wat + wg?     (wie geeft?)   mijn vader
lv:       Wie / Wat + ow + wg?   (wat geeft mijn vader?) 
                                                                          zijn oude telefoon
mv:    Aan wie (wat) / voor wie (wat) + ow + lv + wg?
                     (aan wie geeft mijn vader zijn oude telefoon?)
                                        aan zijn broer

Slide 9 - Slide

ow - lv - mv?

Jousef vertelt Jamy een mop.
Jousef
ow
een mop
lv
Jamy
mv

Slide 10 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp:
Martin gaf hem een broodje.
A
Martin
B
gaf
C
hem
D
een broodje

Slide 11 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp:
Oma geeft jou een nieuwe fiets.
A
Oma
B
geeft
C
jou
D
een nieuwe fiets

Slide 12 - Quiz

Wat is het ow?
Aan wie heeft hij een euro gegeven?
A
Aan wie
B
hij
C
een euro
D
heeft gegeven

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Aan wie heeft hij een euro gegeven?
A
Aan wie
B
hij
C
een euro
D
heeft gegeven

Slide 14 - Quiz

Wat is het mv?
Aan wie heeft hij een euro gegeven?
A
Aan wie
B
hij
C
een euro
D
heeft gegeven

Slide 15 - Quiz

Oefenen met het mv
Maken oefening 13 en 14
Na 5 minuten stil werken oortjes als je goed werkt :)

Slide 16 - Slide