module5-titreren(buret)

H8,2
titreren
1 / 45
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H8,2
titreren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ophalen kennis zuurbase en redox
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 2 - Slide

Bij een zuur-base-reactie wordt een...
A
H+ overgedragen van een zuur naar een base.
B
OH- overgedragen van een zuur naar een base.
C
H+ overgedragen van een base naar een zuur.
D
OH- overgedragen van een base naar een zuur,

Slide 3 - Quiz


Is de volgende reactie een zuur-base reactie? 
Mg (s) + 2 H+ (aq) --> Mg2+ (aq) + H(g)
A
Ja, Mg (s) is het zuur
B
Ja, H+ is het zuur
C
Nee
D
Ja, Mg (s) is de base

Slide 4 - Quiz


Is dit een zuur-base reactie:
S2- + H2O --> HS- + OH-
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Is dit een zuur-base reactie:
2 Mg + O2 --> 2MgO
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz


CN- + H2O --> HCN + OH-
Welk type reactie
A
Neerslag reactie
B
Redoxreactie
C
Zuur base reactie
D
Ander type

Slide 7 - Quiz


HgS (s) --> Hg (s) + S (s)
Welk type reactie
A
Neerslag reactie
B
Redoxreactie
C
Zuur base reactie
D
Ander type

Slide 8 - Quiz


Ca2+ + 2 OH- --> Ca(OH)2
Welk type reactie
A
Neerslag reactie
B
Redoxreactie
C
Zuur base reactie
D
Ander type

Slide 9 - Quiz


Zn + 2 H+ --> Zn2+ + H2
Welk type reactie
A
Neerslag reactie
B
Redoxreactie
C
Zuur base reactie
D
Ander type

Slide 10 - Quiz

Bereken de pH voor 0,13M HCl
A
0,87
B
0,88
C
0,89
D
1,88

Slide 11 - Quiz

Bereken de pH voor 0,02M NaOH
A
12,30
B
2,00
C
12,00
D
2,30

Slide 12 - Quiz

Een oplossing heeft een van pH=5,612.
Bereken
[H+]
A
4,09105M
B
0,749M
C
0,749M
D
2,44106M

Slide 13 - Quiz

Een zure oplossing heeft een pH van 3,43. Bereken
[H+]
A
1,4107M
B
2,7103M
C
3,7104M
D
0,54 M

Slide 14 - Quiz

Uitleg

Telefoon omgedraaid op de plank 

Straks nodig nu aantekeningen in schrift

Slide 15 - Slide

titratie
een titratie is een analysemethode om de molariteit van een bekende stof te bepalen

Slide 16 - Slide

Titratie ?!?
kwantitatieve analyse methode

Je wilt erachter komen hoeveel er van een stof is opgelost

hoeveel azijnzuur zit er in schoonmaakazijn (of tafelazijn)
Hoeveel zout zit er in roomijs (of pindakaas of ketchup)
hoeveel citroenzuur zit er in 7-up (of snoepjes of citroen)

Slide 17 - Slide

start punt Titratie
Kies een geschikte reactie. 
  • Azijnzuur bepalen?    titreren met een base.
  • H+ + OH- --> H2O

  • Erlenmeyer met oplossing met onbekende concentratie.
  • Buret met oplossing met bekende concentratie.

Slide 18 - Slide

start punt Titratie
kies een geschikte reactie. 
  • Azijnzuur bepalen?    H+ + OH- --> H2O

Als je weet hoeveel OH- er aanwezig was weet je ook 
hoeveel H+ er is geweest

Slide 19 - Slide

Zuur-basetitratie
Hoe weten we dat er geldt H+ = OH
indicator 

Slide 20 - Slide

Indicator
De kleurverandering van de indicator laat zien wat je eindpunt is

Slide 21 - Slide

Omslagpunt door titratie
in ons voorbeeld starten we met een zuur. 

welke kleur heeft fenolftaleine dan?

Slide 22 - Slide

Omslagpunt door titratie
in ons voorbeeld starten we met een zuur. 

we voegen uit de buret een base toe. 
Wat gebeurd er met de pH
wat gebeurd er met de indicator?

Slide 23 - Slide

Titratie berekeningen (stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking.
  2. Bereken aantal mol toegevoegde stof    (n=c*V)
  3. Bereken aantal mol gereageerde stof   (molverhouding)
  4. Bereken de molariteit van de gereageerde stof (c=n/V)

Slide 24 - Slide

demo titratie zoutzuur
we titreren een onbekende zoutzuur oplossing met 1,0M natronloog.

Je neemt  1,0 mL zoutzuur.
Voor de titratie heb je 15,78 mL natronloog nodig.
Bereken de molariteit van het zoutzuur. 

Slide 25 - Slide

natronloog 
1,0 M en 15,78mL
zoutzuur
1,0mL 
c=?

Slide 26 - Slide

voorbeeld rekenen titratie:
Je neemt  1,0 mL zoutzuur.
Voor de titratie heb je 15,78 mL natronloog nodig.
Wat is de molariteit van het zoutzuur?

15,78 mL = 0,01578 L
n = c*V 
1*0,01578 = 0,01578 mol OH- gebruikt, 
molverhouding 1:1 dus 0,01578 mol H+ in het zoutzuur.
1,0 mL = 0,001 L
[H+] = n/V = 0,01578/0,001 = 15,78 M

Slide 27 - Slide

de titratie van azijn met natronloog. 
Doel: bepalen of de azijn voldoet aan de Warenwet.
De warenwet schrijft voor dat er  minimaal

             telefoon weer nodig!

Slide 28 - Slide

De opstelling. de molariteit van een een onbekende hoeveelheid azijnzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog
azijnzuur oplossing
natronloog
buret
pH indicator
nauwkeurig tovoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit

Slide 29 - Drag question

Fenolrood kan worden gebruikt als pH indicator. Wat wordt de kleur van de oplossing als azijnzuur precies volledig met natronloog heeft gereageerd?
A
geel
B
groen
C
rood
D
oranje

Slide 30 - Quiz

Uitleg
Fenolrood heeft een omslagtraject van pH 6.6-8.0. Het is geel bij pH onder de 6,6 (zuur). 
Als al het zuur weg is gereageerd, dan is de oplossing "niet meer zuur" geworden (pH > 7) en is de kleur oranje. 
Als de oplossing basisch wordt (hoge pH), dan wordt deze rood.

Slide 31 - Slide

In de buret zat 0,117 M natronloog. De juiste notatie voor natronloog is:
A
NaOH (aq)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)
D
natriumhydroxide

Slide 32 - Quiz

natronloog
Natronloog is de oplossing van NaOH in water en 
dat moet je zo opschrijven: Na+ + OH-

Slide 33 - Slide

Als de kleur van de indicator omslaat, is er precies 12,53 mL van de 0,117 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol OH⁻ heeft gereageerd?
A
0,117 x 12,53 = 1,47 mol
B
0,117 x 0,01253 = 1,47*10-3 mol
C
0,117 / 12,53 = 9,34 mmol
D
0,117 / 0,01253 = 9,34 mol

Slide 34 - Quiz

Toelichting: aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:



x = 0,117 x 0,01253 = 1,47 *10-3 mol 
mol
0,117
x
L
1
0,01253

Slide 35 - Slide


Er zat 10,00 mL azijnzuuroplossing (CH3COOH) in de erlenmeyer. Er heeft 1,47*10-3 mol OH- gereageerd.
Hoeveel mol azijnzuur heeft dan gereageert?
A
1:1 dus ook 1,47*10-3 mol
B
1:1 dus ook 1,47 mol
C
3:1 dus 0,49 mmol
D
1:3 dus 4,41 mmol

Slide 36 - Quiz

Er zat 10,00 mL azijn in de erlenmeyer. Er heeft 1,47*10-3 mol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur in de azijn?
A
1,47 x 10 = 14,7 M
B
1,47*10-3 / 10 = 0,147 M
C
1,47 x 0,010 = 0,0147 M
D
1,47*10-3 / 0,010 = 0,147 M

Slide 37 - Quiz

Toelichting: van mol naar molariteit
Er zat 10,0 mL azijn in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:


x = 1,47*10-3 / 0,010 = 0,147 mol/L
mol
1,47*10-3
x
L
0,010
1

Slide 38 - Slide

De concentratie van de azijn was 0,147 mol/L. Hoeveel gram azijnzuur zit er in 1 L azijn?
A
0,147 x 60,05 =8,8 gram
B
0,147 / 60,05 = 2,45*10⁻3 gram

Slide 39 - Quiz

De warenwet schrijft voor dat er minimaal 4 gram azijnzuur per 100 mL aanwezig moet zijn.
Voldoet de azijn aan de warenwet?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 40 - Quiz

Leerdoelen: gelukt?
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 41 - Slide

Oefenen
Maak de opdrachten op het werkblad:
"HAVO-5 Zuur-base Titratie-opgaven"

Slide 42 - Slide

Nauwkeurigheid glaswerk
Glaswerk is geijkt = zo nauwkeurig mogelijk gemaakt.
Sommige glaswerk is nauwkeuriger dan ander glaswerk.
Er staat vaak een marge op.

Slide 43 - Slide

Titreren
1: afmeten van een aantal 1,0 mL zuur aanvullen met water
2: indicator toevoegen
3: lees de beginstand van de buret af op 2 cijfers achter de komma
4: druppelsgewijs base toevoegen tot het omslagpunt van de indicator
5&6: lees de eindstand af op 2 cijfers achter de komma
7: doe dit nog een keer
8: ga rekenen

Slide 44 - Slide

buret 
aflezen

Slide 45 - Slide