HV1 MV

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Log vast in in de LessonUp (daarna telefoon omgekeerd op tafel) 

Pak je schrift en maak deze opdracht:

Doel en planning

Doel van de les: aan het einde van de les kun je het meewerkend voorwerp van een zin vinden.

Planning van de les:

- uitleg + theoriefilmpje

- quizvragen

- oefeningen uit het boek

Wat weten we tot nu toe? 

zinsdelen 

persoonsvorm 

onderwerp 

werkwoordelijk gezegde 

lijdend voorwerp 

Noteer hoe je PV, WG, OW en LV vindt

meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp 

Geeft aan voor wie iets bestemd is 

1. Noteer het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp. 

2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 

3. Controleer of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen. 

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

1. aan/voor wie + pv + ow +lv?
2. aan/voor wie + ow + lv?
3. aan/voor wie + wg + ow +lv?
4. aan/voor wie + wg + lv?

Als er geen meewerkend voorwerp is kan er wel een lijdend voorwerp zijn.

1. juist
2. onjuist

Als er geen lijdend voorwerp is kan er wel een meewerkend voorwerp zijn.

1. juist
2. onjuist

Dan gaan we nu oefenen! 

Wat is de pv?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.

1. verdwaalde
2. toerist
3. vroeg
4. de weg

Wat is het lijdend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.

1. de verdwaalde toerist
2. de politie
3. vroeg
4. de weg

Wat is het wg?
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.

1. zongen een vrolijk welkomstlied
2. zongen voor
3. zongen
4. alle aanwezigen

Wat is het mv?
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.

1. voor de jarige
2. de jarige
3. alle aanwezigen
4. een vrolijk welkomstlied

Wat is het mv?
Elke woensdag geeft Nienke de plantjes water.

1. Nienke
2. woensdag
3. op haar kamer
4. de plantjes

Zelf aan de slag

Wat?        opdracht 1 bladzijde 156/157

Tijd?         10 minuten

Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen

Klaar?      ga verder met opdracht 2 en 5

Leg je telefoon OMGEKEERD op tafel.

Lesdoelen 

Je weet wat een meewerkend voorwerp is 

Je kan een meewerkend voorwerp in de zin benoemen.