Voorzetsels, hebben, meervoud

Voorzetsels, hebben, meervoud
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Voorzetsels, hebben, meervoud

Slide 1 - Slide

Programma

  • Voorzetsels
  • Meervoud
  • Hebben

Slide 2 - Slide

 
voorzetsels 

Slide 3 - Slide

Voorzetsels kunnen we in groepen verdelen:

-voorzetsels van tijd
-voorzetsels van richting of plaats

-er zijn nog meer groepen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Werkwoorden met hetzelfde voorzetsel

Slide 7 - Slide

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
willen
werk
onder
krijgen

Slide 8 - Drag question

De hond zit..... de doos.
A
in
B
op
C
onder
D
naast

Slide 9 - Quiz

De vis springt ..... de kom.
A
achter
B
naast
C
voor
D
uit

Slide 10 - Quiz


De auto rijdt ... de straat.
A
onder
B
binnen
C
door
D
tegen

Slide 11 - Quiz


De training begint ....... 19.00 uur.
A
in
B
bij
C
op
D
om

Slide 12 - Quiz


Morgen komt mijn vriendin .... mij eten.
A
bij
B
voor
C
in
D
naar

Slide 13 - Quiz


...... november komt de maand december.
A
Voor
B
Naar
C
Na
D
Naast

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorzetsel?
Naast de trap staat een schoen.
Welk woord is het voorzetsel?
A
staat
B
schoen
C
naast
D
een

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorzetsel?
Hij loopt snel naar huis.
Welk woord is het voorzetsels?
A
loopt
B
snel
C
naar
D
huis

Slide 16 - Quiz

Het is kwart over zes.

Welk woord is het voorzetsel?
A
zes
B
is
C
over
D
zes

Slide 17 - Quiz

MEERVOUD

De meeste zelfstandige naamwoorden (zn) hebben

een meervoud.


Er zijn verschillende manieren waarop je

het meervoud van zn maakt.

Slide 18 - Slide

1. MEERVOUD op -s
Schrijf je als het geen probleem oplevert voor de uitspraak.

kamer + s = kamers

café + s = cafés

bureau + s = bureaus

conciërge + s = conciërges

Slide 19 - Slide

2. MEERVOUD op -'s
Schrijf je als je een fout bij de uitspraak kunt maken.

wc + 's = wc's

accu+ 's = accu's

lama + 's = lama's

baby + 's = baby's

Meervoud met 's bij afkortingen en woorden die eindigen op: i, o, u, a, y

Slide 20 - Slide

3. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten.

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 21 - Slide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank.

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 22 - Slide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank.

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 23 - Slide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v.

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 24 - Slide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z.

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 25 - Slide

4. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon).

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 26 - Slide

5. vreemde MEERVOUDEN

Oorspronkelijke latijnse woorden hebben soms twee meervoudsvormen.

museum = museums of musea

basis = bases of basissen

datum = datums of data

musicus = musici


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link