GRIEKSE FILOSOFEN def

Noteer en beantwoord de volgende zinnen in een werkdocument op je laptop.
1. WAT IS DE RELATIE TUSSEN WAARDEN EN NORMEN (leg uit in 1 zin)
2. WAT ZIJN INFORMELE(niet geschreven) NORMEN? GEEF EEN VOORBEELD (leg uit in 2 zinnen)
3. WAT ZIJN FORMELE (geschreven) NORMEN? GEEF EEN VOORBEELD (leg uit in 2 zinnen)
4. GEEF EEN VOORBEELD VAN EEN POSITIEVE SANCTIE EN VAN EEN NEGATIEVE SANCTIE WANNEER JE JE WEL OF NIET HOUDT AAN DE INFORMELE EN FORMELE NORMEN. (2 zinnen)
5. LEG KORT UIT WAT NORMATIEVE ETHIEK TE MAKEN HEEFT MET FORMELE NORMEN (2zinnen)

1 / 29
next
Slide 1: Slide
GodsdienstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Noteer en beantwoord de volgende zinnen in een werkdocument op je laptop.
1. WAT IS DE RELATIE TUSSEN WAARDEN EN NORMEN (leg uit in 1 zin)
2. WAT ZIJN INFORMELE(niet geschreven) NORMEN? GEEF EEN VOORBEELD (leg uit in 2 zinnen)
3. WAT ZIJN FORMELE (geschreven) NORMEN? GEEF EEN VOORBEELD (leg uit in 2 zinnen)
4. GEEF EEN VOORBEELD VAN EEN POSITIEVE SANCTIE EN VAN EEN NEGATIEVE SANCTIE WANNEER JE JE WEL OF NIET HOUDT AAN DE INFORMELE EN FORMELE NORMEN. (2 zinnen)
5. LEG KORT UIT WAT NORMATIEVE ETHIEK TE MAKEN HEEFT MET FORMELE NORMEN (2zinnen)

Slide 1 - Slide

CONTROLEER JE ANTWOORDEN in je schrift!  
1. Normen (=gedrag) is afgeleid van waarden (=algemene principes die belangrijk zijn om naar te streven)
2. Informele norm = ongeschreven gedragsregel: dus
omgangsregels, fatsoensregels
3. Formele normen zijn geschreven regels in wet of reglement
4. Sanctie informeel: compliment (pos), afwijzing/berisping (neg)
Sanctie formeel: diploma (pos), boete (neg)
5. Normatieve ethiek geeft ons geschreven regels dus formele normen waar we ons aan moeten houden en waar dus sprake is van controle (met sancties).


Slide 2 - Slide

Werkwijze en lesdoel deze les
Na de lessonup kun je in 2 of 3 -tal  vaststellen of je het lesdoel hebt  begrepen.
 Het lesdoel is dat je straks kunt beantwoorden:  
- hoe filosofen invloed hadden in de Polis en Demos
- hoe Protagoras en Socrates het Sofisme omarmden 
-  waarom zij morele systemen (normatieve ethiek) verwierpen 
Schrijf nu eerst de 3 vragen op die in de volgende dia staan van deze lessonUp!  



Slide 3 - Slide

Lesdoelen
1. Hoe zat het bestuur in een polis in elkaar? 
2. Waarom stelden Protagoras en Socrates zoveel scherpe vragen, met welk doel deden ze dat ?
3. Waarom verzetten de Sofisten zich tegen normatieve ethiek?
                
                         


Slide 4 - Slide

Polis in Griekenland ttv Protagoras en Socrates in de 5e eeuw vóór Christus 
Een stad met het land eromheen noemen we polis (stadstaat). 
Er waren er ongeveer 700 in het oude Griekenland.
Ons woord politiek komt van het begrip polis.
Politiek = alles wat te maken heeft met het besturen van een land of stad. In de Polis gebeurde het besturen in de demos. 
DEMOS: wijze mannen, filosofen, politici in het bestuur MAAR in de demos besliste de volksvergadering waarin de burgers meebesissen en gelijke rechten hebben.  (=democratie).

Slide 5 - Slide

Ongelijkheid in de Polis?
Burgerrechten: 
1. vrije mannen met burgerrecht
2. vrije mannen zonder burgerrecht: werden 
vreemdelingen genoemd.
3. vrouwen: hadden bijna geen rechten, mochten niet meebesturen.
4. slaven: minste rechten, bezit van iemand anders.

burgerrecht: had je als je in Athene geboren was, man was en vrij was.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

De Griekse samenleving kende dus  'sociale lagen'
  • Er zijn dus wel verschillen tussen inwoners van de Griekse steden.  
  • Burgers hebben rechten:  bezitten  grond en hebben inspraak in het bestuur (de Demos)   
  • Vreemdelingen, vrouwen en slaven hebben deze burgerrechten niet. 

Slide 8 - Slide

De filosoof en Sofist Protagoras 
Protagoras: de primitieve onwetende burger komt door "wijze lessen"  tot zijn (betere)  beschaving. Hij stelde: 
'De mens is de maat van alle dingen'  en die mens moet nuttig gedrag aanleren en geen opgelegde normen en wetten.

Slide 9 - Slide

Socrates
BIJNAAM "DE HORZEL"

"Ik kan niemand iets leren alleen 
ze tot nadenken aanzetten". 

"Zelfkennis is het begin van alle wijsheid"

-Socratische manier van vragen stellen om 
mensen  kennis en vaardigheden te leren om een mondig
en zelfstandig burger te worden.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

1. Vragen die zorgen dat je zelf nadenkt en niet dat er voor jou ingevuld wordt hoe te denken. 
Begrijp ik goed dat...? 

2. Vragen die onderzoeken dat wat je zegt ook echt klopt (is het wel een feit?)
Hoe weet je zo zeker dat dat zo is?
   Retorica : de kunst van het overtuigend spreken in het openbaar. Socrates en de Sofisten waren er erg goed in! 

De SOCRATISCHE VRAGEN STELLEN ALLES TER DISCUSSIE

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Sofisme ( = relativistische/subjectivistische moraal)
- Sofisten menen dat er geen algemeen voor iedereen geldende normen, regels, afspraken, wetten kunnen  bestaan.
-  ‘de waarheid’ is relatief, dwz voor mensen en culturen verschillend, dus het is onzinnig daarover "algemene regels" op te stellen.
- Alles is relatief: de waarheid is afhankelijk van de waarnemer ervan en geen bestaande realiteit.
 - wat 'waarheid' is, of wat 'goed is of slecht ' is voor iedereen anders: ieder bepaalt zijn eigen waarheid.



Slide 14 - Slide

De Middenweg moraal van Sofisten 
De mens heeft instinctief normen en waarden, leert door oefening wat goed is of fout en dus is een moreel systeem zinloos”. De mens kiest altijd zelf zijn eigen moraal en dat is een moraal van de middenweg.  


Slide 15 - Slide

Moreel systeem? Normatieve ethiek?
De normatieve ethiek  geeft duidelijke regels aan die in wetten en reglementen gedragsregels voorschrijven. De 10 geboden, grondwet, school- en sport reglementen enz.enz. zijn daar voorbeelden van.   

Slide 16 - Slide

KLASBESPREKING (5 minuten) 
* In hoeverre kunnen je  wel/niet van democratie spreken in de POLIS?
* Wat was het belang van de retorica van Protagoras en Socrates?
* Van wie ben jij een aanhanger? Van de  Sofisten of van de  Normatieve ethiek? 



Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Met ons brein gaan we elkaar Socratisch doorvragen en komen dan tot steeds diepere kennis (en waarheidsvinding). 
Stelling 1: "wonderen " bestaan niet, je hebt dan je verstand (brein) nog niet voldoende gebruikt.
Stelling 2: voor ieder verschijnsel of elke gebeurtenis kun je met het verstand (brein) een verklaring vinden. (Spinoza) 
Stelling 3:Met gerichte medicatie kun je alle psychische problemen oplossen want de hersenen (brein) zijn de bron en oplossing hiervan.

Slide 19 - Slide

Argumenteren is het kompas! 
Door argumentering  met 'voors en tegens' komen we volgens Socrates steeds dichterbij echte kennis en waarheid en dus niet door vóóraf opgestelde regelgeving. Zo kan normatieve ethiek nooit het argumenteren vervangen of een hogere status krijgen/verdienen of het juiste kompas zijn voor ons weten en handelen. Het is immers geen doorleefde waarheid. 

Slide 20 - Slide

Lesdoelen
1. Hoe zat het bestuur in een polis in elkaar? 
2. Waarom stelden Protagoras en Socrates zoveel scherpe vragen, met welk doel deden ze dat ?
3. Waarom verzetten de Sofisten zich tegen normatieve ethiek?
                
                         


Slide 21 - Slide

Aan de slag 
Maak deel I van de reader (Klassieke Oudheid)
Klaar? Begin dan aan je werkkaart

Slide 22 - Slide

Vaststellen hoe en wat je geleerd hebt 
  • Schrijf aan het eind van de les op in je schrift: 
Wat (1) en hoe (2)  heb je deze les geleerd en (3) met welke hulp.
Bij 1: ''Ik heb in deze les geleerd dat (3 dingen) ........................................................
Bij 2. " het is me niet of minder gelukt te werken door ...............en dat pak ik beter aan door....................................................
Bij 3: * ik heb niet of minder hulp, uitleg of tijd gevraagd en dat pak ik beter aan door....................................................... ...........................................................
Als ik naar de inzet van deze les mijzelf een cijfer geef dan is dat: .........
Hoe beoordeel ik de inzet van de docent om mij te helpen:.................. 

timer
5:00

Slide 23 - Slide

Hoe gaf de docent uitleg/hulp 
Was de uitleg vd opdracht duidelijk? (++,+,-,--), wat mis je van mij ? 
Was er voldoende tijd voor de opdracht? (++,+,-,--). Wat mis je van mij ? 
Was er voldoende hulp? (++,+,-,--).                  Was mis je van mij? 


Slide 24 - Slide

Klaar? Ga naar de FI- READER in Magister:  "PROTAGORAS EN SOFISTEN" 
LEES HET 1e deel van de reader over Protagoras en de Sofisten  
maakwerk deel 1 en maakwerk  deel 2. 
deel 1:  Controleer wat je in “Korte vóórgeschiedenis van de klassieke filosofie” nog moet toevoegen uit de lessonup.
     deel 2 : : Maak READER vragen 1,2,3                                                               

Slide 25 - Slide

In  jouw filosofie schrift 
staan: 
  1. De vragen uit de lessonup zijn genoteerd in je schrift en ook beantwoord!  
  2. De Reader opdrachten over Polis/Demos en Sofisme, -deel 1: “Korte vóórgeschiedenis van de klassieke filosofie”. en deel 2 : : READER vragen 1,2,3  zijn gemaakt.   
timer
0:20

Slide 26 - Slide

STAAT DE Keuze FI werkkaart in2-tal met motivatie in je schrift
LEES DE WERKKAARTEN DOOR EN MAAK IN 2-tal een keuze   
SCHRIJF IN JE SCHRIFT JE KEUZE VAN DE WERKKAART 
- waarom kiezen jullie  deze werkkaart (motiveer je keuze)               - NOTEER OOK DE TAAKVERDELING: wie doet wat                                                         

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

ALLES WAT JE OP SCHOOL
DOET
HOEF JE THUIS NIET MEER TE DOEN

Slide 29 - Slide