vragen maken in de tegenwoordige tijd

 Docent
B1K
Kubilay
Joep
Chris
Jip
Vicky
Aasiyah
Kian
Brett
Juliette
Teun
Hamza
Ray
Asma
Rizlan
Liz
Noa
Adam
Puck
Emilie
Faya
Joep'J
Tess
Annabel
Livia
Sara
Lara
Ivy
1 / 49
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Docent
B1K
Kubilay
Joep
Chris
Jip
Vicky
Aasiyah
Kian
Brett
Juliette
Teun
Hamza
Ray
Asma
Rizlan
Liz
Noa
Adam
Puck
Emilie
Faya
Joep'J
Tess
Annabel
Livia
Sara
Lara
Ivy

Slide 1 - Slide

Vragen maken

Slide 2 - Slide

Making Questions with to be or do

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

ik ben
A
I am
B
I are
C
you am
D
you are

Slide 6 - Quiz

het is
A
we are
B
they are
C
it is
D
he is

Slide 7 - Quiz

zij zijn
A
we are
B
them are
C
they are
D
their are

Slide 8 - Quiz

wil je een vraag maken?
Dan moet je eerst kijken welk 
werkwoord in de zin staat

Slide 9 - Slide

We are at home this afternoon
A
het werkwoord is: we
B
het werkwoord is: home
C
het werkwoord is: are
D
het werkwoord is: this

Slide 10 - Quiz

I am late for class
A
het werkwoord is: I
B
het werkwoord is: am
C
het werkwoord is: late
D
het werkwoord is: for

Slide 11 - Quiz

Peter is always in time
A
het werkwoord is: is
B
het werkwoord is: always
C
het werkwoord is: in
D
het werkwoord is: time

Slide 12 - Quiz

Het werkwoord
             is hier 
  • am
  • are
  • is
Dit is het werkwoord : to Be

Slide 13 - Slide

Als we een vraag maken komt : am / are / is  aan het begin van de zin
  • they are late          are they late?
  • he is 12 years old      Is he 12 years old?
  • I am at home       Am I at home?

Slide 14 - Slide

Soms heb je  zinnen zonder am / are / is
Kijk weer goed wat het werkwoord is

Slide 15 - Slide

they always watch a lot of television
A
het werkwoord is: they
B
het werkwoord is: watch
C
het werkwoord is: a lot of
D
het werkwoord is: always

Slide 16 - Quiz

Mary often eats pizza for lunch
A
het werkwoord is: often
B
het werkwoord is: pizza
C
het werkwoord is: eats
D
het werkwoord is: for

Slide 17 - Quiz

I go home after my classes
A
het werkwoord is: go
B
het werkwoord is: home
C
het werkwoord is: after
D
het werkwoord is: classes

Slide 18 - Quiz

My parents fly to Spain this afternoon
A
het werkwoord is: my parents
B
het werkwoord is: to Spain
C
het werkwoord is: this
D
het werkwoord is: fly

Slide 19 - Quiz

Peter really likes cake and ice cream
A
het werkwoord is: really
B
het werkwoord is: cake
C
het werkwoord is: likes
D
het werkwoord is: ice cream

Slide 20 - Quiz

de werkwoorden zijn hier :
  • watch
  • eat
  • go
  • fly
  • like
 het werkwoord is dus geen am/ are/ is. Je kunt nu de vraag niet maken door het werkwoord aan het begin van de zin te zetten.

Slide 21 - Slide

Om de vraag te maken zet je aan het begin van de zin : Do of does
Hoe kies je tussen do of does?

Slide 22 - Slide

I do                                         
you do
he does
she does
it does
we do
you do
they do
         Do          * I
                         * you
                         * we
                         * they
                         * het onderwerp is meervoud
 
  
Does       * he
                 * she
                 * it
                 * woorden die je in de plek                             kunt zetten van he /she /it

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Drag question

they always watch a lot of television
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does

Slide 26 - Quiz

Mary often eats pizza for lunch
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does

Slide 27 - Quiz

I go home after my classes
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does

Slide 28 - Quiz

My parents fly to Spain this afternoon
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does

Slide 29 - Quiz

Peter really likes cake and ice cream
A
bij de vraag gebruik je : do
B
bij de vraag gebruik je : does

Slide 30 - Quiz

Het onderwerp in de zin;

  • I, you,                  I do, you do
  • he , she, it           He does, she does, it does
  • we , you, they      we do, you do, they do

→ mens, dier, ding of een plant

1 mens, dier, ding of plant als onderwerp → does
meerdere mensen, dingen, dieren of planten als onderwerp → do

Slide 31 - Slide

Dus als je een vraag maakt van zinnen waar geen am/ are /is in staat 
Zet je do of does aan het begin van de zin
They eat an apple            Do they eat an apple? 
I sleep a lot         Do I sleep a lot?
We go to Spain          Do we go to Spain? 

Slide 32 - Slide

Zijn we nu klaar?
Nee als je een vraag maakt van zinnen waarin het werkwoord niet am is of are is moet je altijd 2 dingen doen

Slide 33 - Slide

1
zet do of does aan het begin van de zin om de vraag te maken
2
Het werkwoord in de zin zet je terug in de oorspronkelijke vorm : het wordt weer het hele werkwoord

Slide 34 - Slide

2
Mary eats an apple
Het werkwoord : eats moet terug in de                                                             oorspronkelijke vorm 
wordt weer : eat
( de s verdwijnt dus)

Slide 35 - Slide

they always watch a lot of television
A
Do they always watch
B
does they always watch
C
do they always watches
D
does they always watches

Slide 36 - Quiz

Mary often eats pizza for lunch
A
Do Mary often eat
B
does Mary often eat
C
Do Mary often eats
D
does Mary often eats

Slide 37 - Quiz

I go home after my classes
A
Do I often go home
B
do I often goes home
C
does I often go home
D
does I often goes home

Slide 38 - Quiz

My parents fly to Spain this afternoon
A
does my parents fly to Spain
B
does my parents flies to Spain
C
do my parents fly to Spain
D
do my parents flies to Spain

Slide 39 - Quiz

Peter really likes cake and ice cream
A
does Peter really likes
B
does Peter really like
C
do Peter really likes
D
do Peter really like

Slide 40 - Quiz

 Docent
B1K
Kubilay
Joep
Chris
Jip
Vicky
Aasiyah
Kian
Brett
Juliette
Teun
Hamza
Ray
Asma
Rizlan
Liz
Noa
Adam
Puck
Emilie
Faya
Joep'J
Tess
Annabel
Livia
Sara
Lara
Ivy

Slide 41 - Slide

 Docent
B1K
Kubilay
Joep
Chris
Jip
Vicky
Aasiyah
Kian
Brett
Juliette
Teun
Hamza
Ray
Asma
Rizlan
Liz
Noa
Adam
Puck
Emilie
Faya
Joep'J
Tess
Annabel
Livia
Sara
Lara
Ivy

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

schrijf hier je eerste vraag

Slide 44 - Open question

schrijf hier je tweede vraag

Slide 45 - Open question

schrijf hier je derde vraag

Slide 46 - Open question

maak een goede zin :
Does he is late for class?

Slide 47 - Open question

maak een goede zin :
Has he a wooden leg?

Slide 48 - Open question

Maak een goede zin:
He writes a letter?

Slide 49 - Open question