1.11 Gezondheid - 3. In de apotheek

• Nederlands
• ISK

Gezondheid 

Spreektaal 1

3. In de apotheek

Pak je  telefoon

Hoe gaat het met je?

😒🙁😐🙂😃

Welke woorden hebben we
vorige week geleerd?

Bekijk de foto

• Wat zie je op de foto?
• Wat koop je bij de apotheek?
• Welke informatie krijg je bij
  de apotheek?
• Moet je betalen bij de apotheek?

Luister naar het gesprek

Je hoort een medewerker van de apotheek en meneer Bakir

In de apotheek 1

Medewerker: Dag meneer.

Meneer Bakir: Goedemorgen.

Medewerker: Zegt u het maar.

Meneer Bakir: Ik kom mijn oordruppels halen.

Medewerker: Wat is uw naam?

Meneer Bakir: Bakir.

Medewerker: Kunt u dat even spellen?

Meneer Bakir: B-A-K-I-R.

Medewerker: Een ogenblikje. Alstublieft, dit zijn uw oordruppels.

U moet ze twee keer per dag gebruiken,

’s morgens als u opstaat en ’s avonds als u naar bed gaat.

Meneer Bakir: Bedankt.

Medewerker: Heeft u nog vragen?

Meneer Bakir: Nee, alles is duidelijk.

Medewerker: Beterschap.

Meneer Bakir: Dank u wel. Tot ziens. 

Welk medicijn krijgt meneer Bakir?

1. 
2. 
3. 

Hoe vaak moet hij de oordruppels gebruiken?

1. 1x per dag
2. 2x per dag
3. 3x per dag
4. 4x per dag

Wanneer moet hij de oordruppels gebruiken?

1. 's morgens en 's middags
2. 's morgens en 's avonds
3. 's middags en 's avonds

Welke medicijnen ken je? 

Maak een zin met:

verkouden, keelpijn, hoesten, niezen, misselijk, buikpijn, overgeven, pijn, gebroken, jeuk, rode plek, zalf, medicijnen

Meneer Redouan kan niet slapen.
Hij heeft van de dokter slaaptabletten gekregen.

1. 
2. 
3. 
4. 

Victor hoest de hele dag. De dokter geeft hem een drankje.

1. 
2. 
3. 
4. 

De baby van Alia heeft pijn in haar rechteroor. De dokter geeft Alia druppels.

1. 
2. 
3. 
4. 

6. Luister naar het gesprek

Je hoort een medewerker van de apotheek en Lana

In de apotheek 2

Medewerker: Hallo, kan ik u helpen?

Lana: Ja, heeft u voor mij een hoestdrankje?

Medewerker: Is het voor uzelf?

Lana: Nee, het is voor mijn dochter.

Medewerker: Hoe oud is ze?

Lana: Ze is zeven jaar. Ze heeft griep.

Medewerker: En heeft ze ook koorts?

Lana: Ja, vanochtend 38.5 ºC.

Medewerker: Ah, vervelend. Hier is een drankje, € 12,75 alstublieft.

Lana: Eh, alstublieft.

Medewerker: En het beste met uw dochter.

Lana: Bedankt. 

Lana koopt tabletten

1. 
2. 

Het drankje is voor haar zoon

1. 
2. 

Haar dochter heeft griep

1. 
2. 

Het drankje kost € 12,75

1. 
2. 

Maak een zin met het woord:

Maak een zin met:

verkouden, keelpijn, hoesten, niezen, misselijk, buikpijn, overgeven, pijn, gebroken, jeuk, rode plek, zalf, medicijnen

10 minuten

Leg je telefoon op de tafel

Luister: hoeveel woorden hoor je?

Lees de volgende zinnen voor:

1. 
2.