1.2 De winkelier wilt winst les 2

1.2 De winkelier wil winst
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.2 De winkelier wil winst

Slide 1 - Slide

Planning
  • terugblik
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Nabespreken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Afzet is
A
Het aantal verkochte producten
B
Het bedrag dat je moet betalen voor je goederen
C
Het aantal verkochte goederen in geld

Slide 3 - Quiz

Hoe bereken je de Omzet?

Omzet=...
A
Afzet x Verkoopprijs
B
Verkoopprijs x Inkoopprijs
C
Afzet x Inkoopprijs
D
Winst x Verkoopprijs

Slide 4 - Quiz

De afzet is 280 stuks. De verkoopprijs is €3,75. Wat is de omzet?

Slide 5 - Open question

De afzet is 280 stuks. De omzet is €1.050. Wat is de verkoopprijs? (vergeet het €-teken niet)

Slide 6 - Open question

Vandaag leer je:

  • Wat de inkoopwaarde en de brutowinst is.
  • Hoe je de verkoopprijs kunt berekenen.

Slide 7 - Slide

Inkoopprijs 

De prijs die de winkelier betaalt voor de producten. 


Slide 8 - Slide

inkoop
verkoop

Slide 9 - Slide

  • Inkoopprijs €0,80 per muffin
Inkoopwaarde:
de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt
  • Verkoopprijs €1,20 per muffin
Verkoopprijs:
de prijs die je als winkelier berekent voor je product (aan de consument)
  • Brutowinst €0,40

Slide 10 - Slide

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs
  • In ons voorbeeld is de brutowinst 50%. 
  • Reken maar uit!!

Slide 11 - Slide

Brutowinst berekening

  • brutowinst = omzet - inkoopwaarde

  • omzet =  afzet x verkoopprijs per stuk
  • inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs per stuk

Slide 12 - Slide

Wat is mijn brutowinst?
Om je brutowinst te bepalen verminder je de omzet met de inkoopwaarde.

Voorbeeld: 
Inkoopprijs van een voetbalshirt is € 10
De inkoopwaarde is dan 20 x  € 10 = € 200

 

Slide 13 - Slide

Omzet = €1.000,-
Brutowinst = €500,-
Inkoopwaarde = ...
A
€ 1.500,-
B
€ 500,-
C
-€ 500,-
D
-€ 1.500,-

Slide 14 - Quiz

Omzet = € ...........
Brutowinst = €5.000,-
Inkoopwaarde = €3.000,-
A
€ 2.000,-
B
€ 8.000,-

Slide 15 - Quiz

Bedrijfskosten
We hebben het eerder gehad over de brutowinst.
Dit is niet je uiteindelijke winst.

Je hebt nog bedrijfskosten.
Dit zijn alle kosten die een ondernemer heeft.
Kunnen jullie voorbeelden bedenken van bedrijfskosten?



Slide 16 - Slide

Bedrijfskosten
Voorbeelden van bedrijfskosten zijn:

loonkosten, energiekosten, huurkosten, reclamekosten, vervoerskosten.

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
Maken: 

Opdracht 5 t/m 9 

Blz  17 t/m 18

bk

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken
Maken: 

Opdracht 6 t/m 11

Blz  18t/m 19

kgt
timer
10:00

Slide 19 - Slide