4.7 Grammatica - kader - 3k6

4.7 Grammatica - 3 kader 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

4.7 Grammatica - 3 kader 

Slide 1 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Slide

Voorbeeld pvw
Ik fiets graag met haar naar school.

Een pvw kun je vervangen door een persoon

Ezra fietst graag met Eva naar school.

Slide 3 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Slide

Voorbeeld bvw
Mijn verloren telefoon is door hem gevonden.

De telefoon is van mij en geeft dus bezit aan. 

Hem kun je vervangen door een naam, bijvoorbeeld Joost.

Slide 5 - Slide

Even oefenen....

Slide 6 - Slide

Welke woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden in de zin: "Ik geef een zak snoep cadeau."
A
Ik
B
geef
C
een zak snoep
D
cadeau

Slide 7 - Quiz

Welke woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden in de zin: "Geloof je mij niet?"
A
Geloof
B
je
C
mij
D
niet

Slide 8 - Quiz

Welke woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden in de zin: "Ik mag op zijn fatbike fietsen"
A
Ik
B
mag
C
zijn
D
fatbike

Slide 9 - Quiz

Welk woord is het bezittelijke voornaamwoord in de zin: "Hij vernielt zijn laptop."
A
Hij
B
vernielt
C
zijn
D
laptop

Slide 10 - Quiz

Welk woord is het bezittelijke voornaamwoord in de zin: "Mijn verhaal is waar!"
A
Mijn
B
verhaal
C
is
D
waar

Slide 11 - Quiz

Als/dan 
Als --> bij vergelijkingen: net zo mooi als, even groot als.

Jij rent net zo snel als ik. 

Slide 12 - Slide

Dan --> na de vergrotende trap: mooier dan, groter dan.

Jij rent sneller dan ik. 

Slide 13 - Slide