ICT

Vogels
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieBasisschoolGroep 6-8

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vogels

Slide 1 - Slide

De les die er vandaag gegeven wordt, gaat over vogels.
Welke vogels ken je al?

Slide 2 - Open question

Vraag de kinderen welke vogels ze al kennen. Zij geven hier antwoord op via een device (laptop, tablet etc.) en deze antwoorden verschijnen op het bord. Neem het even snel met ze door (opnoemen welke vogels je ziet).
Welke vogel komt het meest voor in Nederland?
A
De merel
B
De duif
C
De koolmees
D
De mus

Slide 3 - Quiz

De kinderen gaan weer aan de slag met hun device. Ze gaan nu namelijk aan de slag met een quiz. Lees eventueel de vraag voor. Er is één goed antwoord.
Het goede antwoord is A: de merel. Er zijn namelijk meer dan één miljoen merels in Nederland. Dit is een leuk weetje dat je de leerlingen kan vertellen, nadat iedereen een antwoord heeft gekozen.
Waar vliegen vogels in de winter naartoe?
A
Het oosten
B
Het zuiden
C
Het noorden
D
Het westen

Slide 4 - Quiz

De tweede vraag van de kleine quiz. De kinderen zijn weer bezig op hun device. Vogels vliegen in de winter weg, maar waar gaan ze dan eigenlijk naartoe? Ze vliegen een bepaalde richting in. De kinderen geven antwoord op de vraag. Lees eventueel de vraag en de bijbehorende antwoorden voor.
Het goede antwoord (antwoord B) herhaal je even. Je zegt dat we hierna gaan kijken naar waarom de vogels dit eigenlijk doen.
Waarom vliegen vogels in de winter naar het zuiden?
A
Ze vliegen met de windrichting mee
B
Daar is meer voedsel te vinden
C
Ze vinden het klimaat daar fijner
D
Ze gaan terug naar hun familie

Slide 5 - Quiz

Dit is de laatste vraag van de kleine quiz. De kinderen zijn dus weer bezig op hun device. We hebben net gezien dat vogels naar het zuiden vliegen, maar waarom doen ze dit? Er zijn twee goede antwoorden. Bespreek, als iedereen antwoord heeft gegeven, kort de goede antwoorden.
Het is er warmer, dus fijner voor de vogels. Ook is er in de winter hier weinig voedsel te vinden en in andere gebieden (in het zuiden) is er wel voldoende voedsel.
De kinderen leggen vervolgens hun device aan de kant.
De duif
  • Verschillende soorten
  • Rotsduif
  • Stadsduif
  • Turkse tortel
  • Houtduif
  • Jongen krijgen speciale 'melk'
  • Een van de eerste tamme vogels
  • Romeinse Rijk -> postduiven

Slide 6 - Slide

In België en Nederland komt een aantal duivensoorten voor, waarvan sommige zich sterk aan de mens hebben aangepast. De rotsduif bijvoorbeeld is een voorouder van de tamme stadsduif die overal in de grote steden aangetroffen kan worden. De Turkse tortel of de houtduif komt ook zeer veel voor in Europa.
De duivenouders geven hun jongen speciale 'melk' die ze maken in hun keel.
Daarnaast is de duif een van de eerste vogels die door de mens tam is gemaakt. Dit was al zo'n 10.000 jaar geleden.
De duif is heel slim. Ze kan zelfs de weg naar huis terug vinden. In het Romeinse Rijk zetten ze duiven al in als postduiven.
De reiger
  • 66 soorten
  • Blauwe reiger
  •  Uitstekende vissers -> aas
  • Laat iets in het water vallen
  • Slikken vissen met de kop naar voren door
  • Zonder te kauwen

Slide 7 - Slide

De reigerfamilie bestaat uit 66 soorten. De blauwe reiger komt het meest voor in Nederland en België.
De reiger is een goed visser. Zij gebruiken net zoals echte vissers aas. Ze gooien iets kleins in het water (takje, worm etc.). Vervolgens wacht de reiger tot een vis boven water komt om het op te eten. Dan slaat de reiger toe en eet de vis op. 
Wanneer een reiger een vis eet, eet de reiger deze met de kop naar voren. Op die manier komen de vinnen niet vast te zitten. De reiger kauwt niet op de vis, maar slikt deze in één keer door.
Adelaar
  • Grootste, krachtigste roofvogels
  • Vleugelspanning 2 meter
  • Kunnen dieren doden die zwaarder zijn dan zijzelf
  • Noordpool-gebied -> rendieren
  • Jarenlang hetzelfde nest
  • Nesten kunnen 4 meter hoog worden 

Slide 8 - Slide

De adelaar is de grootste, krachtigste roofvogels. Ze hebben een vleugelspanning van 2 meter. De vleugelspanning is de afstand tussen beide vleugels.
Adelaars kunnen dieren doden die veel groter zijn dan zijzelf. In het noordpool-gebied kunnen zij zelfs soms rendieren te grazen nemen.
Adelaarstellen blijven jarenlang in hetzelfde nest. Zo'n nest kan dan ook 4 meter hoog worden.
Wever
  • Vrouwtjes trekken aan nesten
  • Slimme mannetjes
  • Slangen kunnen niet bij nest komen
  • Grasspriet en dunne tak -> weven
  • Duurt 5 dagen
  • Verschillende soorten, verschillende nestjes 

Slide 9 - Slide

Wevervrouwtjes trekken aan nestjes. Op die manier kijken ze welk nest stevig is en welke niet. Zij willen namelijk niet een nestje dat niet stevig.
De wevermannetjes zijn erg slim. Zij maken een nestje waar slangen niet bij kunnen komen. Ze gebruiken voor het maken van het nestje een grasspriet en dunne tak. Deze weven ze en zo ontstaat er uiteindelijk een nestje. Dit duurt zo'n 5 dagen.
Er zijn verschillende soorten wevers. Deze verschillende soorten hebben allemaal een eigen manier van het maken van een nestje.
Over welke vogel die we vandaag hebben besproken wil je nog meer leren?
De duif
De reiger
De adelaar
De wever

Slide 10 - Poll

De kinderen pakken hun device er weer bij en kiezen één vogelsoort uit waarover zij nog meer te weten willen komen.
De meest gekozen vogelsoort wordt het onderwerp.
Wat wil je nog weten over deze vogel?

Slide 11 - Open question

De vogel die in de vorige slide het meest gekozen werd staat hierbij centraal. Wat willen de kinderen nog weten over deze vogelsoort? De vragen die hierbij het meest voorkomen of de meeste interesse wekken worden opgeschreven. Kies er een stuk of 5 uit. Hiermee gaan de kinderen dadelijk aan de slag (zie hiervoor volgende slide).
De vragen
De vragen die het meest gesteld zijn of ons het meest nieuwsgierig hebben gemaakt, gaan we deze dag of in de loop van de week beantwoorden.
Ga in tweetallen op zoek naar antwoorden op de vragen. Hiervoor krijg je 10 minuten. De vragen die nog niet beantwoord zijn, behandelen we in de loop van de week.
timer
10:00

Slide 12 - Slide

De kinderen hebben benoemd wat zij graag nog willen weten of leren over de gekozen vogelsoort. Hieruit kies je 5 vragen uit welke het meest gesteld zijn of de klas het meest nieuwsgierig hebben gemaakt. Deze kun je ergens opschrijven.
De kinderen hebben 10 minuten de tijd om in tweetallen op zoek te gaan naar antwoorden op de vragen. Na die 10 minuten bespreek je kort met de kinderen wat zij gevonden hebben. De vragen die nog niet beantwoord zijn, kun je in de loop van de week nog behandelen.
Als alle antwoorden op de vragen verkregen zijn, bespreek je deze in de klas.