Katern 2 hoofdstuk 2 Markt en aanbod

Samen nakijken opdracht 42
Zelf nakijken 1.4
1 / 53
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Samen nakijken opdracht 42
Zelf nakijken 1.4

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2 Markt en aanbod

Slide 2 - Slide

2.1 Het aanbod in de markt

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

2.1 Doelen
  • Je kunt gemiddelde variabele en gemiddelde constante kosten berekenen en tekenen.
  • Je kunt variabele en constante kosten berekenen en tekenen.
  • Je kunt uitleggen wat marginale kosten zijn en je kunt hiermee rekenen.
  • Je kunt aan de hand van voorbeelden het verschil tussen constante en variabele kosten uitleggen.

Slide 5 - Slide

Wie verzorgen het aanbod op de markt?

Aanbod: De hoeveelheid  goederen en diensten die bij verschillende prijzen worden aangeboden.

Voor een ondernemer is het belangrijk om inzicht te krijgen in de kosten die hij heeft om te voorspellen of dat zijn onderneming winstgevend is

Slide 6 - Slide

De kosten van de aanbieder kun je verdelen in twee groepen. Welke zijn dit?

Slide 7 - Slide

Kosten.
Constante kosten: hoogte van de kosten blijft hetzelfde ook al ga je meer of minder verkopen. 

Variabele kosten: Zijn kosten die wel veranderen als de afzet verandert 

Slide 8 - Slide

Wat zijn variabele kosten?
A
Meel voor een brood
B
De oven van de bakker
C
De pudding in een roombroodje
D
De verkoopster in de winkel

Slide 9 - Quiz

Wat is een constante kostenpost?
A
Medewerkers via uitzendbureau
B
Inkopen
C
Huur
D
transportkosten

Slide 10 - Quiz

Maken opdracht 1 en 2
7 minuten de tijd

Slide 11 - Slide

Rekenen en tekenen met constante en variabele kosten
Totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten
TK = TVK + TCK

Bij een bedrijf bedragen de vaste kosten € 300.000. De variabele kosten bedragen €100 per eenheid.

Maak de formule voor de totale kosten!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

bespreken opdracht 5 en 8 

Slide 14 - Slide

Wat zijn marginale kosten?
Dit is het bedrag waarmee de totale kosten van een bedrijf toenemen als er één extra eenheid wordt geproduceerd.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Maken opdracht 10 t/m 12
Klaar met alle opdrachten dan deze nakijken in magister.me

Slide 18 - Slide

lezen blz. 54  t/m 59

Slide 19 - Slide

Geef aan welke bewering juist of onjuist is
I Constante kosten zijn kosten die niet veranderen
II Proportioneel variabele kosten zijn constant per eenheid product

A
Beide beweringen zijn juist
B
Bewering I is juist, bewering II is onjuist
C
Bewering I is onjuist, bewering II is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 20 - Quiz

Bij proportioneel variabele kosten is de GCK een ...(1) en de GVK een ...(2) lijn
A
1 dalende 2 horizontale
B
1 dalende 2 stijgende
C
1 horizontale 2 horizontale
D
1 horizontale 2 stijgende

Slide 21 - Quiz

De GVK is altijd afhankelijk van de.....?
A
q
B
kosten
C
omzet

Slide 22 - Quiz

Gegeven:
TCK=€25.000
GVK = €10
Bij een productieomvang van 10.000 stuks geldt:
A
GCK = €2,50 TK = €25.010
B
GCK = €2,50 TK = €125.000
C
GCK = €25.000 TK = €25.010
D
GCK = €25.000 TK = €125.000

Slide 23 - Quiz

Marginale kosten zijn
A
De constante kosten
B
De extra opbrengsten als ik de productie uitbreid met 1 stuk
C
De extra kosten als ik de productie uitbreid met 1 stuk
D
De totale kosten

Slide 24 - Quiz

Hoe bereken je de totale kosten?

Slide 25 - Open question

Hoe bereken je de gemiddelde constante kosten?

Slide 26 - Open question

Wat zijn de GTK?

Slide 27 - Open question

Verder werken aan de opdrachten van paragraaf 2.1
Samen nakijken opdracht 12

Slide 28 - Slide

2.2 De kosten zijn niet altijd gelijk

Slide 29 - Slide

Samen bekijken blz. 65 en 66

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Maken opdracht 15,16 en 18 

Slide 33 - Slide

Wat weet ik nog van de vorige les

Slide 34 - Slide

Gegeven is de kostenfunctie:
TK = 50q + 120.000.
Er is hier sprake van:
A
alleen constante kosten
B
degressief variabele kosten
C
proportioneel variabele kosten
D
progressief variabele kosten

Slide 35 - Quiz

Welke term hoort bij de afbeelding?
A
Progressief variabele kosten
B
Proportioneel variabele kosten
C
Degressief variabele kosten
D
De wet van toe-en-afnemende meeropbrengsten

Slide 36 - Quiz

bespreken opdracht 18
Daarna de rest zelf nakijken.

Slide 37 - Slide

2.3 Wat levert het aanbod op?
Paragraaf 2.2 ging over kosten nu gaan we kijken naar de opbrengsten en de mogelijke winst
Winst maak je als je meer opbrengsten dan kosten hebt
TW= TO - TK

Slide 38 - Slide

Hoe bereken je de TO?

Slide 39 - Open question

Hoe bereken je dan de gemiddelde opbrengsten (GO)

Slide 40 - Open question

Lezen bladzijde 78 en 79

Slide 41 - Slide

Wat is het break-evenpunt?

Slide 42 - Open question

Samen maken opdracht 33
Daarna zelf maken opdracht 26,28,29, 34 t/m 36

Slide 43 - Slide

Extra opdrachten magister.me

Slide 44 - Slide

Bespreken opdracht 35 en 36 van 2.3

Slide 45 - Slide

2.4 de aanbodlijn
Deze lijn geeft het verband weer tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid

Slide 46 - Slide

Heeft de aanbodlijn een stijgend of dalend verloop en leg uit waarom.

Slide 47 - Open question

aanbodlijn tekenen
  • 2 punten nodig om een rechte lijn te tekenen.
  • 1 punt vind je door bij de Q een nul in te vullen
  • willekeurige waarde bij P invullen 

Slide 48 - Slide

Bespreken opdracht 39 en 40

Slide 49 - Slide

2.5 De markt in evenwicht.

Slide 50 - Slide

Marktmodel helpt je om inzicht te krijgen in het functioneren van de markt.
In het marktmodel komen de vraagfunctie en de aanbodfunctie samen in één figuur.

Bekijk figuur 31 op bladzijde 95!

Slide 51 - Slide

Maken opdracht 48 t/m 50

Slide 52 - Slide

Lezen blz. 98 en 99
Daarna maken opdracht 52 en 53

Slide 53 - Slide