This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
Pluriforme samenleving
Hoofdstuk 1
B: Wat is cultuur?
K: Cultuur en identiteit
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
- Ik kan alle begrippen uitleggen
- Ik kan twee voorbeelden geven van socialiserende instituties
- Ik kan uitleggen hoe je zowel bij de dominante als bij een subcultuur kunt horen
- Ik kan twee voorbeelden geven hoe subculturen van elkaar verschillen
Slide 2 - Slide
0
Slide 3 - Video
Cultuur
Slide 4 - Slide
Nederlandse cultuur
Slide 5 - Mind map
Cultuur
Als een groep mensen dezelfde waarden, normen en gewoonten heeft
Dominante cultuur:
Cultuur die bij een heel land hoort
Slide 6 - Slide
Subcultuur
Cultuur van een kleine groep mensen
Slide 7 - Slide
0
Slide 8 - Video
0
Slide 9 - Video
Socialisatie: Het aanleren van de cultuurkenmerken van een samenleving of groep
Door wie? Je ouders, docenten, vrienden, je werk, school....
Slide 10 - Slide
Socialiserende instituties
Socialiserende instituties zijn de mensen of instellingen die ervoor zorgen dat jij socialiseert.
Slide 11 - Slide
Socialiserende instituties: Plaatsen waar je dingen leert-> Hoe jij jezelf socialiseert.
School & werk
Vriendenkring
Media
Slide 12 - Slide
Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd.
Je ......... is vooral aangeleerd
Welk woord of welke woorden, kan je hier invullen?
A
Technisch inzicht
B
Muzieksmaak
C
Taalgevoel
D
Voetbaltalent
Slide 13 - Quiz
Socialisatie betekent dat mensen:
A
Kenmerken van een groep aanleren
B
Allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
Verschillende culturen leren kennen
D
Alle aangeboren eigenschappen afleren
Slide 14 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken, waarden, normen en gewoonte
2. Socialisatie gaat bewust en onbewust.
A
1 is juist , 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 15 - Quiz
Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.
Slide 16 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten.
2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 17 - Quiz
Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag.
Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het geloof
B
De school
C
Het gezin
D
De media
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Video
Maken
Basis: 1 t/m 6 en begrippen
Kader: 1 t/m 5, 10, 11, 12
begrippen t/m socialiserende instituties
Slide 20 - Slide
1.2 identiteit (kader)
- Wat is identiteit? En waar wordt je identiteit door gevormd.
- Wat is groepsidentiteit? En wat heeft dat voor gevolgen.
Slide 21 - Slide
Leerdoelen
- Ik kan alle begrippen uitleggen
- Ik kan de drie onderdelen noemen waardoor je persoonlijke identiteit gevormd wordt
- Ik kan de drie onderdelen noemen waardoor je groepsidentiteit gevormd wordt
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Identiteit
Persoonlijke identiteit = IK
Jouw identiteit is de persoon die jij bent, dit wordt grotendeels bepaald door:
Socialisatie (opvoeding; hoe je je volgens je cultuur hoort te gedragenen)
Internalisatie (je gedraagt je automatisch zo)
Identificatie (je wil op iemand of een bepaalde groep lijken)
Karakter en ervaringen
Slide 24 - Slide
Persoonlijke identiteit
Je persoonlijke identiteit bestaat dus uit de dingen die je hebt geleerd, de dingen die je bewust en onbewust hebt overgenomen, je ervaringen en je aangeboren eigenschappen.
Je bent dus uniek.
Groepsidentificatie
Veel mensen voelen zich ook bij een groep horen. (Friezen, vmbo'ers, Cambuur...)
Zij hebben dezelfde kenmerken of gewoonten.
Saamhorigheid/wij-gevoel: ergens bij horen
Wij en zij: Door 'wij' sluit je anderen uit.
Meerdere groepen: Soms botst dat.
Kun je een voorbeeld bedenken?
Slide 25 - Slide
Identiteit
Persoonlijke identiteit = IK
Jouw identiteit is de persoon die jij bent, dit wordt grotendeels bepaald door:
Socialisatie en internalisatie
Identificatie
Karakter en ervaringen
Groepsidentiteit = WIJ
Aangeven dat je tot een bepaalde groep hoort: "Ik ben een Nederlander"
Slide 26 - Slide
Socialisatie (IK)
Het bewust of onbewust aanleren van de normen, waarden en gewoonten
die bij jouw groep of samenleving horen heet socialisatie. Op die manier
leren we wat fatsoenlijk is en wat geschreven en ongeschreven regels zijn.
De mensen die je helpen om sociaal te worden, zijn socialisators:
ouders, vrienden, sportclubs, media etc.
Slide 27 - Slide
Groepsidentiteit (WIJ)
Wanneer je aangeeft bij een bepaalde groep te horen, heb je een groepsidentiteit.
" Ik ben een Nederlander "
" Ik ben een katholiek "
" Ik ben eigenwijs "
Saamhorigheid: mensen willen graag ergens bijhoren, met anderen samenleven.
Wij en zij: het gaat om een groep die bij elkaar hoort, maar door 'wij' sluit je anderen uit.
Meerdere groepen: de meeste mensen hebben meerdere 'subculturen' - maar kan je wel trouw blijven aan beiden? Daar ontstaan nog wel eens botsingen...
Slide 28 - Slide
Internalisatie
Wanneer we iets verkeerds doen, volgt er een sanctie: ouders worden boos of de politie geeft een boete. Dit fenomeen noemen we sociale controle:
jouw omgeving corrigeert jou, omdat die ander gedrag willen zien!
Als het corrigeren geholpen heeft en je goed gedrag laat zien, noemen we dit internalisatie. Dit is het automatisch gedragen zoals er van je wordt verwacht.
(eten met mes en vork, niet boeren in het openbaar)
Slide 29 - Slide
Socialisatie betekent dat mensen:
A
Kenmerken van een groep aanleren
B
Allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
Verschillende culturen leren kennen
D
Alle aangeboren eigenschappen afleren
Slide 30 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken, waarden, normen en gewoonte
2. Socialisatie gaat bewust en onbewust.
A
1 is juist , 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 31 - Quiz
Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.
Slide 32 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten.