Woordenschat 3e editie 22-23 1.3 en 1.4

Week 1 
Volledige uitleg tijdschrift, inschrijven examen schrijven
Week 2 
1.1 Betekenis afleiden uit de tekst 
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 3 
1.2 Betekenis afleiden uit een woord 
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 4 
1.3 Betekenis opzoeken + 1.4 figuurlijk taalgebruik / uitleg schrijfexamen
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig: hoever ben je? 
Week 5 
Oefenen voor toets woordenschat & werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 6 
Toets woordenschat
werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 7 
Eventueel toets inhalen + afwerken tijdschrift + inleveren
Week 8 
Laatste les! Nederlands 6kamp!
Planning periode 4 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Week 1 
Volledige uitleg tijdschrift, inschrijven examen schrijven
Week 2 
1.1 Betekenis afleiden uit de tekst 
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 3 
1.2 Betekenis afleiden uit een woord 
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 4 
1.3 Betekenis opzoeken + 1.4 figuurlijk taalgebruik / uitleg schrijfexamen
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig: hoever ben je? 
Week 5 
Oefenen voor toets woordenschat & werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 6 
Toets woordenschat
werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 7 
Eventueel toets inhalen + afwerken tijdschrift + inleveren
Week 8 
Laatste les! Nederlands 6kamp!
Planning periode 4 

Slide 1 - Slide

Woordenschat 1.3 & 1.4
Figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?


  • Terugblik Woordenschat 1.2 - Betekenis afleiden uit het woord
  • Theorie Woordenschat 1.3 en 1.4 - Opzoeken en Figuurlijk taalgebruik
  • Uitleg schrijfexamen
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 3 - Slide

 HERHALING THEORIE

1.2 Betekenis afleiden uit het woord


Slide 4 - Slide

THEORIE 1.2

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
Herken je een deel van het woord?
Herken je voor- en/of achtervoegsels bij het woord?
Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?

Slide 5 - Slide

1.3 woorden opzoeken
Als je de betekenis van een belangrijk woord niet uit de tekst of de woordsamenstelling kunt afleiden, kun je het snelst de betekenis van het woord online opzoeken.

Slide 6 - Slide

Waar opzoeken:
* Typ het woord in, in een zoekmachine zoals Google-> zet erachter betekenis.
* Kies een betrouwbare, overzichtelijke site. De meest bruikbare zijn
– vandale.nl
– woorden.org
– ensie.nl (een verzamelsite van meerdere online woordenboeken)
* Kies de betekenis die in de tekst past.




Slide 7 - Slide

THEORIE 1.4
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
Bij letterlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.


  • Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
De bloemen die Bart en Maya hebben gekocht, 
krijgen een plekje in de tuin.


Slide 8 - Slide

THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn. Iemand gebruikt figuurlijk taalgebruik als hij wil overdrijven of als hij iets mooier wil maken.


  • Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
Bart en Maya vieren uitbundig feest.



Slide 9 - Slide

THEORIE
Een uitdrukking is altijd figuurlijk bedoeld. Voorbeelden zijn:

iets van de daken schreeuwen
  • iets aan iedereen vertellen
uit de verf komen
  • goed bij anderen overkomen
de draad kwijt zijn
  • niet meer weten hoe het verder moet




Slide 10 - Slide

VOORBEELD

Slide 11 - Slide

OEFENEN

WANNEER IS SPRAKE VAN FIGUURLIJK TAALGEBRUIK?

Slide 12 - Slide

Dimitri staat met zijn mond vol tanden.
A
Aan het eind van zijn presentatie stelt Mayra een vraag. Dimitri heeft geen idee wat hij moet zeggen.
B
De behandeling bij de tandarts is afgerond. Nadat al zijn tanden en kiezen zijn getrokken, heeft Dimitri nu weer een gaaf gebit.

Slide 13 - Quiz

Lisa heeft geen poot om op te staan.
A
Lisa kan geen argumenten meer verzinnen waarmee ze haar moeder kan overhalen.
B
Na het ongeluk moesten Lisa's beide benen worden geamputeerd.

Slide 14 - Quiz

Peter zit achter de geraniums.
A
Op de kwekerij weten ze niet waar Peter is. Hij heeft zich verstopt.
B
Peter werkte bij een kwekerij, maar hij is ontslagen.

Slide 15 - Quiz

Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten.
A
Bart en Maya geven aankomend weekend alweer een wild feestje.
B
Bart en Maya zetten de plantjes die ze bij het tuincentrum hebben gekocht, in de tuin.

Slide 16 - Quiz

Pepijn heeft een bord voor zijn kop.
A
Pepijn staat niet goed op de foto. Hij verschuilt zich achter een uithangbord.
B
Bij het kerstdiner kwam Pepijn aanzetten in een spijkerbroek met gaten en een T-shirt dat onder de vlekken zat.

Slide 17 - Quiz

Die bonbons zijn van de bovenste plank.
A
Minne en Merville nemen gewoon nóg een bonbon. Smullen!
B
Minne heeft bonbons meegenomen. Ze lagen bovenin het schap bij Albert Heijn.

Slide 18 - Quiz

Yamila wil graag weten wat voor vlees ze in de kuip heeft.
A
Yamila is benieuwd of ze vanavond haar lievelingseten krijgt: pittige kippenboutjes.
B
Yamila stelt Kevin de ene na de andere vraag. Ze wil weten wat voor soort jongen hij is.

Slide 19 - Quiz

Zelfstandig aan de slag
Maken: 
Woordenschat 1.3 en 1.4

Slide 20 - Slide

Week 1 
Volledige uitleg tijdschrift, inschrijven examen schrijven
Week 2 
1.1 Betekenis afleiden uit de tekst 
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 3 
1.2 Betekenis afleiden uit een woord 
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 4 
1.3 Betekenis opzoeken + 1.4 figuurlijk taalgebruik / uitleg schrijfexamen
Werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig: hoever ben je? 
Week 5 
Oefenen voor toets woordenschat & werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 6 
Toets woordenschat
werken aan tijdschrift, uitleg indien nodig
Week 7 
Eventueel toets inhalen + afwerken tijdschrift + inleveren
Week 8 
Laatste les! Nederlands 6kamp!
Planning periode 4 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

1️⃣ 😎 "Ik loop op schema, alles onder controle!"
2️⃣ 🤔 "Ik ben onderweg, maar heb nog wat te doen."
3️⃣ 😬 "Help! Ik loop achter en kan wel wat tips gebruiken."
4️⃣ 🚀 "Ik ben al (bijna) klaar, wie wil mijn supertip horen?"
Hoever ben je met je tijdschrift? 

Slide 30 - Slide