Mettez page 130 devant vous et traduisez les phrases suivantes en 15 minutes. Fini? Répétez les mots A, B, E
1. Wat willen jullie kopen?
2. Wij zoeken een cadeau voor mijn vader.
3. Waar hou jij van?
4. Ik hou van films en series.
5. Wat vindt hij leuk om te dragen?
6. Zij(mmv) dragen vaak een spijkerbroek en een T-shirt.
7. Gaat hij naar die winkel?
8. Nee, hij blijft thuis.