De was doen

Verzorging
1 / 35
next
Slide 1: Slide
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Verzorging

Slide 1 - Slide

bs 5.3 De was doen

Slide 2 - Slide

Behandelingsetiket
Hoe was je het kledingstuk
Samenstellingsetiket
Waar is de stof van gemaakt
Soorten etiketten in kleding

Slide 3 - Slide

NATUURLIJKE VEZELS KOMEN VAN EEN
DIER
OF
PLANT

 
SYNTHETISCHE VEZELS
WORDEN IN DE FABRIEK GEMAAKT VAN 
AARDOLIE

Slide 4 - Slide

DIERLIJKE VEZELS

Slide 5 - Slide

EIGENSCHAPPEN VAN WOL
- warm
- neemt veel vocht op
- brand niet zo snel
- krimpt al je het te heet wast

Slide 6 - Slide

PLANTAARDIGE VEZELS

Slide 7 - Slide

EIGENSCHAPPEN VAN KATOEN
- neemt veel vocht op
- is luchtig in dragen
- kan heet gewassen worden
- zacht en soepel
- brandt snel

Slide 8 - Slide

SYNTHETISCHE VEZELS

Slide 9 - Slide

SYNTHETISCHE VEZELS
- Neemt geen vocht op
- houdt je bijna niet warm
- kreukt niet
- als het brandt, smelt het 
- kunnen niet tegen hete tempraturen

Slide 10 - Slide

opdracht
Teken de wassymbolen na uit je shirt/trui 
en bedenk wat ze zouden kunnen betekenen

Slide 11 - Slide

van welk materiaal is jouw shirt/ trui van vandaag gemaakt?

Slide 12 - Mind map

Welke taken horen bij
het doen van de was?

Slide 13 - Mind map

10

Slide 14 - Video

01:54
Mag je alles in de wasmachine wassen?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

02:55
Waarom keer je kleding met
opdruk of versiering binnenste
buiten voor het wassen?

Slide 16 - Open question

03:16
Welke informatie vind je op de etiketten in je kleding?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Hoe je het moet opvouwen
B
Hoe je het moet wassen
C
Van welke stof het gemaakt is
D
Hoe je het moet drogen

Slide 17 - Quiz

02:55
Wat moet je met ritsen in de kleding doen?
A
Openlaten
B
Dichtmaken

Slide 18 - Quiz

02:55
Waarom moet je de zakken controleren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Er kan nog iets inzitten wat niet nat mag worden
B
Er kan een gat in zitten
C
Er kan nog geld in zitten
D
Dat hoeft niet

Slide 19 - Quiz

01:54
Welke was mag bij de fijne was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 20 - Quiz

01:54
Waarom was je donkere en zwarte was ook apart?

Slide 21 - Open question

01:54
Welke was mag bij de bonte was?
meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

01:54
Welke was mag bij de witte was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz

01:54
Waar let je op als je de was gaat sorteren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
De soort stof
B
De kleur
C
Het waslabel
D
Het patroon op de stof

Slide 24 - Quiz

7

Slide 25 - Video

01:04
Mag dit kledingsuk
gewassen worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 27 - Quiz

01:04
Hoe moet dit kledindstuk
gewassen worden?

Slide 28 - Open question

01:27
Wat betekent dit symbool?
A
Niet drogen
B
Drogen op lage temeratuur
C
Drogen op normale temperatuur
D
Liggend laten drogen

Slide 29 - Quiz

01:41
Zet de symbolen op de juiste plek.
Heet strijken
Warm strijken 
Lauw strijken

Slide 30 - Drag question

01:27
Welk symbool geeft aan hoe je moet drogen?
A
B
C
D

Slide 31 - Quiz

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 32 - Quiz

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 33 - Open question

opdrachten
maak de opdrachten van bs 5.3 + de test jezelf

Slide 34 - Slide

Noem 2 dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 35 - Open question