6.2 Grammatica - alles

Grammatica
Klas:
Datum:
Nederlands
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
Klas:
Datum:
Nederlands

Slide 1 - Slide

Volgende les:
Herhaling zinsdelen grammatica (huiswerk nakijken)

Herhaling verschillende werkwoorden (hww en zww)
Deze les:

Slide 2 - Slide

Volgende les:
Herhaling

Slide 3 - Slide

Herhaling
Hoe vind je de zinsdelen? 
  • Persoonsvorm: 
  • Onderwerp: 
  • Werkwoordelijk gezegde: 
  • Lijdend voorwerp: 
  • Meewerkend voorwerp: 
Herhaling

Slide 4 - Slide

Herhaling
Hoe vind je de zinsdelen? 
  • Persoonsvorm: tijdproef/getalproef
  • Onderwerp: 
  • Werkwoordelijk gezegde: 
  • Lijdend voorwerp: 
  • Meewerkend voorwerp: 
Herhaling

Slide 5 - Slide

Herhaling
Hoe vind je de zinsdelen? 
  • Persoonsvorm: tijdproef/getalproef
  • Onderwerp: wie/wat + pv
  • Werkwoordelijk gezegde: 
  • Lijdend voorwerp: 
  • Meewerkend voorwerp: 
Herhaling

Slide 6 - Slide

Herhaling
Hoe vind je de zinsdelen? 
  • Persoonsvorm: tijdproef/getalproef
  • Onderwerp: wie/wat + pv
  • Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden
  • Lijdend voorwerp: 
  • Meewerkend voorwerp: 
Herhaling

Slide 7 - Slide

Herhaling
Hoe vind je de zinsdelen? 
  • Persoonsvorm: tijdproef/getalproef
  • Onderwerp: wie/wat + pv
  • Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden
  • Lijdend voorwerp: wie/wat + wg + ow
  • Meewerkend voorwerp: 
Herhaling

Slide 8 - Slide

Herhaling
Hoe vind je de zinsdelen? 
  • Persoonsvorm: tijdproef/getalproef
  • Onderwerp: wie/wat + pv
  • Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden
  • Lijdend voorwerp: wie/wat + wg + ow
  • Meewerkend voorwerp: aan/voor wie + wg + ow + lv
Herhaling

Slide 9 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft Belinda die roddels over Heleen ook aan jou verteld?

Pv:
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 10 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft Belinda die roddels over Heleen ook aan jou verteld?

Pv: heeft
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 11 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft | Belinda | die roddels over Heleen | ook | aan jou | verteld?
Pv: heeft
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 12 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft | Belinda | die roddels over Heleen | ook | aan jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: Belinda
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 13 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft | Belinda | die roddels over Heleen | ook | aan jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: Belinda
Wg: heeft verteld
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 14 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft | Belinda | die roddels over Heleen | ook | aan jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: Belinda
Wg: heeft verteld
Lv: die roddels over Heleen
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 15 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft | Belinda | die roddels over Heleen | ook | aan jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: Belinda
Wg: heeft verteld
Lv: die roddels over Heleen
Mv: aan jou
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 16 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Heeft | Belinda | die roddels over Heleen | ook | aan jou | verteld?
Pv: heeft
Ow: Belinda
Wg: heeft verteld
Lv: die roddels over Heleen
Mv: aan jou
Bwb: ook
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 17 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag reikt de organisatie de medailles aan de wandelaars uit. 
Pv:
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 18 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag reikt de organisatie de medailles aan de wandelaars uit. 
Pv: reikt
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 19 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag | reikt | de organisatie | de medailles | aan de wandelaars | uit. 
Pv: reikt
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 20 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag | reikt | de organisatie | de medailles | aan de wandelaars | uit. 
Pv: reikt
Ow: de organisatie
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 21 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag | reikt | de organisatie | de medailles | aan de wandelaars | uit. 
Pv: reikt
Ow: de organisatie
Wg: reikt uit
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 22 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag | reikt | de organisatie | de medailles | aan de wandelaars | uit. 
Pv: reikt
Ow: de organisatie
Wg: reikt uit
Lv: de medailles
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 23 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag | reikt | de organisatie | de medailles | aan de wandelaars | uit. 
Pv: reikt
Ow: de organisatie
Wg: reikt uit
Lv: de medailles
Mv: aan de wandelaars
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 24 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Op vrijdag | reikt | de organisatie | de medailles | aan de wandelaars | uit. 
Pv: reikt
Ow: de organisatie
Wg: reikt uit
Lv: de medailles
Mv: aan de wandelaars
Bwb: op vrijdag; 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 25 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou je mij een glas koude cola willen inschenken?
Pv:
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 26 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou je mij een glas koude cola willen inschenken?
Pv: zou
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 27 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou | je | mij | een glas koude cola | willen inschenken?
Pv: zou
Ow:
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 28 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou | je | mij | een glas koude cola | willen inschenken?
Pv: zou
Ow: je
Wg:
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 29 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou | je | mij | een glas koude cola | willen inschenken?
Pv: zou
Ow: je
Wg: zou willen inschenken
Lv:
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 30 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou | je | mij | een glas koude cola | willen inschenken?
Pv: zou
Ow: je
Wg: zou willen inschenken
Lv: een glas koude cola
Mv: 
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 31 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou | je | mij | een glas koude cola | willen inschenken?
Pv: zou
Ow: je
Wg: zou willen inschenken
Lv: een glas koude cola
Mv: mij
Bwb:
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 32 - Slide

Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv
Zou | je | mij | een glas koude cola | willen inschenken?
Pv: zou
Ow: je
Wg: zou willen inschenken
Lv: een glas koude cola
Mv: mij
Bwb: 
Ontleed de zinnen. Noteer pv, ow, wg, lv en mv

Slide 33 - Slide

Volgende les:
In een werkwoordelijk gezegde kunnen twee soorten werkwoorden voorkomen:
  1. Hulpwerkwoord
  2. Zelfstandig werkwoord

Er zit ALTIJD een zelfstandig werkwoord in de zin.

Hww & zww

Slide 34 - Slide

Volgende les:
Er zit ALTIJD een zelfstandig werkwoord in de zin.
  • Als er 1 werkwoord is -> zelfstandig werkwoord
  • 2 werkwoorden: pv = hulpwerkwoord. De ander zww.

Hww & zww

Slide 35 - Slide

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
'Yvette en Brigitte zijn naar de markt geweest'

Slide 36 - Open question

Wat voor werkwoord is 'zijn'?
'Yvette en Brigitte zijn naar de markt geweest'
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 37 - Quiz

Wat voor werkwoord is 'geweest'?
'Yvette en Brigitte zijn naar de markt geweest'
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 38 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
'Hij mankeert niets.'

Slide 39 - Open question

Wat voor werkwoord is 'mankeert'?
'Hij mankeert niets.'
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 40 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
'Daan is uit een vliegtuig gesprongen.'

Slide 41 - Open question

Wat voor werkwoord is 'is'?
'Daan is uit een vliegtuig gesprongen.'
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 42 - Quiz

Wat voor werkwoord is 'gesprongen'?
'Daan is uit een vliegtuig gesprongen.'
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 43 - Quiz