Grammatica les 7 lijdend voorwerp

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Je weet al

  • hoe je de persoonsvorm kunt vinden
  • hoe je het onderwerp kunt vinden
  • hoe je het gezegde kunt vinden

Slide 2 - Slide

Na deze les weet je:
  • kan je het lijdend voorwerp in de zin aanwijzen

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm
De man fietst naar school

Slide 4 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin
Morgen ga ik naar de kapper.

Slide 5 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hij heeft een kadootje gekocht.

Slide 6 - Open question

lijdend voorwerp

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 7 - Slide

Aantekening in je schrift.
stap 1.  zoek het onderwerp
stap 2. wat is het werkwoordelijk gezegde?
stap 3. Wie of wat ? + wwg + ond 
Stap 4. het antwoord is het lijdend voorwerp (lv)

Slide 8 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 9 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 10 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 11 - Slide

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 12 - Quiz

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 13 - Quiz

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 14 - Quiz

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 
A
nee
B
ja

Slide 15 - Quiz

Aan de slag
Cursus 5 paragraaf 6
het lijdend voorwerp

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video