SE1 - les 4 (nakijken tekst 4 + hoofdgedachte bepalen)

Les 3 - nakijken tekst 4, uitleg hoofdgedachten en maken tekst 5
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 3 - nakijken tekst 4, uitleg hoofdgedachten en maken tekst 5

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je weet wat een hoofdgedachte is en hoe je die kunt vinden/maken/bepalen.
- Je leert een stappenplan dat je hierbij kan gebruiken.


Slide 2 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 22

  • a Wat is het onderwerp van de tekst?
  • Snoepspelletjes op internet.
  • b Noteer uit de eerste zin van elke alinea telkens de twee belangrijkste woorden.
  • 1: spelletjes, producten. 2: kinderbrein beïnvloeden.
  • 3: experiment,basisschoolkinderen. 4: effectief, reclame-element.
  • 5: advies, Europese Commissie. 6: ouders, slot.
  • 7: resultaten, betrouwbaar. 8: verbod, soelaas.
  • c Vind je in deze tekst vooral objectieve of subjectieve informatie, denk je?
  • Vooral objectieve informatie, want er komen vooral deskundigen (onderzoekers) aan het woord.



Slide 3 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 23
Vragen over hoofdzaken
  • a Welke twee functies heeft de inleiding van de tekst?
  • Onderwerp noemen, samenvatting geven.
  • b Welke truc gebruiken reclamemakers om snoepgedrag van kinderen te beïnvloeden?
  • Het verwerken van snacks en snoepmerken in online games.
  • c Wat blijkt uit het onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen?
  • Als er een snoepmerk verwerkt zit in een spelletje, gaan kinderen daardoor meer snoepen.



Slide 4 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 23
Vragen over hoofdzaken
  • d Hoe komt het volgens Folkvord dat de reclamespelletjes zo effectief zijn?
  • B Kinderen hebben niet door dat het reclame is.
  • e Welk advies gaat Folkvord uitbrengen aan de Europese Commissie?
  • C Dat games met snoep helemaal verboden worden.
  • f In hoeverre is Monique Simons het eens met Folkvord? Leg je antwoord uit.
  • Ze vindt de resultaten van zijn onderzoek betrouwbaar, maar ze vindt het advies dat hij wil geven niet goed.

Slide 5 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 24
Samenvatten
  • a Vat alinea 7 en 8 samen in maximaal 25 woorden. Gebruik je antwoorden uit opdracht 23f.
  • Bijvoorbeeld: Monique Simons vindt de resultaten van Folkvords onderzoek betrouwbaar. Zij wil echter een andere oplossing: kinderen bewuster en weerbaarder maken. (20 woorden)

Slide 6 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 25
Vragen over details
  • a Wat wordt er bedoeld met De games hebben een groot bereik (r. 15)?
  • Het aantal kinderen dat de games speelt, is groot.
  • b Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
  • B Alinea 4 geeft een verklaring bij alinea 3.
  • c Welk twee tegenstellende signaalwoorden zie je in alinea 5? Noteer kort wat de tegenstellingen zijn.
  • echter: waarschuwing - kinderen herkennen de reclame niet.
  • maar: fabrikanten maakten afspraken - fabrikanten hielden zich niet aan de afspraken.

Slide 7 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 25
Vragen over details
  • d In alinea 6 staat: Nu winnen de reclamemakers. (r. 55) Tussen wie gaat de strijd volgens Folkvord?
  • Tussen de reclamemakers en de Europese Commissie, die de regels bepaalt.
  • e In alinea 7 staat: Folkvords resultaten zijn betrouwbaar. (r. 58) Is dit subjectieve of objectieve informatie? Leg je antwoord uit.
  • Objectief, want de uitspraak is van Monique Simons en die is deskundige op dit gebied.

Slide 8 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 26
Woordenschat
  • a Uit welke twee delen bestaat onbeperkt (r. 21)?
  • on = niet; beperken = een limiet stellen
  • b Wat betekent onbeperkt?
  • onbeperkt = zoveel als je zelf wilt
  • c Wat betekent effectief (r. 26)?
  • effectief = met een groot effect / grote invloed
  • d Wat is zelfregulatie (r. 42)?
  • zelfregulatie = jezelf regels opleggen



Slide 9 - Slide

Nakijken tekst 4 - vraag 26
Woordenschat
  • e Wat betekent degelijk (r. 48)?
  • degelijk = stevig, van goede kwaliteit
  • f Geef een synoniem voor opduiken (r. 51).
  • opduiken = opeens verschijnen
  • g Bekijk tekst 6. Welke van de vier betekenissen heeft element (r. 27) in tekst 5?
  • Betekenis 4. 



Slide 10 - Slide

Welke theorie gaan we behandelen?
- Hoe pak je meerkeuzevragen aan?
- Hoe pak je open vragen aan?
- Opbouw van de kern
- De hoofdgedachte bepalen
- Tips bij leesvaardigheid

Slide 11 - Slide

Hoofdgedachte bepalen
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt geschreven is de hoofdgedachte van de tekst. 

De hoofdgedachte:
- Geeft antwoord op de vragen: ‘Wat is het onderwerp en wat wordt er over het onderwerp gezegd?’. 
- Is meestal één zin.
- Staat vaak in de inleiding of in het slot.

Slide 12 - Slide

Stappenplan hoofdgedachte
1 Lees de titel en inleiding.
2 Bepaal het onderwerp van de tekst.
3 Wat vertelt de tekst je over het onderwerp?
- informerende tekst: wat is de belangrijkste informatie?
- betogende tekst (mening): wat vindt de schrijver van het onderwerp?
4 Formuleer de hoofdgedachte in één zin (mag een samengestelde zin zijn) of kies het meerkeuzeantwoord dat het dichtst bij jouw antwoord komt.

Slide 13 - Slide

Tips
- Het onderwerp van de tekst moet in ieder geval in het antwoord staan.
- Te algemene antwoorden zijn vaak fout.
- Let op: de hoofdgedachte gaat over de hele tekst.

Slide 14 - Slide

Tekst 5
Rapmuziek om sensor te activeren
Huiswerk voor de volgende les: 
maak de vragen bij tekst 5

Slide 15 - Slide