H5L109 - 1HVD - Woensdag - 5.8 Grammatica woordsoorten - Herhaling

Welkom 1HVD : )


Planning van dit uur
  • Stillezen 
  • Woordsoorten benoemen (LessonUp)
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 6 t/m 9 van 5.8 Grammatica woordsoorten 



Aan het einde van deze les
  • weet je wat een aanwijzend voornaamwoord is;
  • weet je op welke twee manieren je een aanwijzend voornaamwoord kunt gebruiken;
  • weet je wat een vragend voornaamwoord is;
  • weet je dat niet alle vraagwoorden vragende voornaamwoorden zijn. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Boekinterviews (donderdag en vrijdag)
  • Repetitie hoofdstuk 4 en 5 (toetsweek)
timer
10:00
Praat je of verstoor je de les op een moment dat het stil moet zijn? Je wordt apart gezet en moet vanmiddag nablijven. 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 1HVD : )


Planning van dit uur
  • Stillezen 
  • Woordsoorten benoemen (LessonUp)
  • Zelfstandig werken: maak opdracht 6 t/m 9 van 5.8 Grammatica woordsoorten 



Aan het einde van deze les
  • weet je wat een aanwijzend voornaamwoord is;
  • weet je op welke twee manieren je een aanwijzend voornaamwoord kunt gebruiken;
  • weet je wat een vragend voornaamwoord is;
  • weet je dat niet alle vraagwoorden vragende voornaamwoorden zijn. 

Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Boekinterviews (donderdag en vrijdag)
  • Repetitie hoofdstuk 4 en 5 (toetsweek)
timer
10:00
Praat je of verstoor je de les op een moment dat het stil moet zijn? Je wordt apart gezet en moet vanmiddag nablijven. 

Slide 1 - Slide

Wat is 'welke' in onderstaande zin?

Welke schoenen draag jij het liefst?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Quiz

Wat is 'die' in onderstaande zin?

Die jongen kan heel goed tekenen.
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 3 - Quiz

Wat is 'dit' in onderstaande zin?

Dat dit zou kunnen is onzin.
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is 'wie' in onderstaande zin?

Wie noemt z'n hond nou Linda?
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 5 - Quiz

In welke zin staat een aanwijzend voornaamwoord?
A
Ik weet niet wie dat heeft gedaan.
B
Ik houd het meest van perenijsjes.
C
Wanneer gaan we nou eens uit eten?
D
Hoe kan het dat onze perenboom zo goed bloeit?

Slide 6 - Quiz

In welke zin staat een vragend voornaamwoord?
A
Ik weet niet wie dat heeft gedaan.
B
Ik houd het meest van perenijsjes.
C
Wanneer gaan we nou eens uit eten?
D
Hoe kan het dat onze perenboom zo goed bloeit?

Slide 7 - Quiz

In welke zin staat een vragend voornaamwoord?
A
Hoe maak je een appeltaart?
B
Wat eet jij het liefst: zulke peren of zulke appels?
C
Ik vind die sneakers het leukst.
D
Hoe gaat het met jou?

Slide 8 - Quiz

In welke zin staan twee aanwijzende voornaamwoorden?
A
Hoe maak je een appeltaart?
B
Wat eet jij het liefst: zulke peren of zulke appels?
C
Ik vind die sneakers het leukst.
D
Hoe gaat het met jou?

Slide 9 - Quiz

In welke zin staat één aanwijzend voornaamwoord?
A
Hoe maak je een appeltaart?
B
Wat eet jij het liefst: zulke peren of zulke appels?
C
Ik vind die sneakers het leukst.
D
Hoe gaat het met jou?

Slide 10 - Quiz

Vragend voornaamwoord (vrv)



  • vraagt naar iets of iemand
  • wie, wat, welk(e), wat voor (een) (dit zijn ze allemaal) 
  • Let op: niet alle woorden aan het begin van een vraagwoord zijn vragende voornaamwoorden, ze moeten naar iets of iemand verwijzen

Slide 11 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord (av)



  • wijst iets of iemand aan
  • het-woorden > dit, dat
  • de-woorden > deze, die
  • andere voorbeelden: zo'n, zulke, dergelijke 

Slide 12 - Slide