BS 1 Inwendig milieu

Een constant inwendig milieu
- Je kunt uitleggen wat je inwendig- en uitwendig milieu is

- Je kunt uitleggen hoe je lichaam ervoor zorgt dat je inwendig milieu zo veel mogelijk constant blijft

- Je kunt voor elk orgaan dat betrokken is bij het constant houden aangeven welke rol het heeft
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Een constant inwendig milieu
- Je kunt uitleggen wat je inwendig- en uitwendig milieu is

- Je kunt uitleggen hoe je lichaam ervoor zorgt dat je inwendig milieu zo veel mogelijk constant blijft

- Je kunt voor elk orgaan dat betrokken is bij het constant houden aangeven welke rol het heeft

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Constant inwendig milieu


Zintuigcellen
Zenuwcellen
Hormonen

Helpen allemaal bij regelen van constant inwendig milieu

Slide 3 - Slide



- Het constant houden van het inwendig milieu vindt plaats door opname, opslag en uitscheiding van stoffen.
- Hormonen, zintuigen en zenuwcellen zijn belangrijk voor een constant inwendig milieu. Denk bv. aan insuline. 

Inwendig milieu
- De weefselvloeistof
- Het bloedplasma
Uitwendig milieu
- De omgeving om je heen
- Lucht in je longen
- Inhoud in je darmkanaal

Een constant inwendig milieu

Slide 4 - Slide

Je inwendige milieu bestaat uit:
A
Bloedplasma en lymfe
B
Weefselvloeistof en lymfe
C
Bloedplasma en weefselvloeistof

Slide 5 - Quiz

Waar of niet waar?
Koolstofdioxide in een bloedvat valt onder het inwendige milieu.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

De inhoud van de longen hoort tot het inwendige milieu.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN inwendig milieu?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof
D
Blaas

Slide 8 - Quiz

Vezels in de darmen horen bij
A
Uitwendig milieu
B
Inwendig milieu

Slide 9 - Quiz

Waar of niet waar?
Door de verbranding verdwijnen er stoffen uit het inwendige milieu.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Opgeslagen stoffen doen wel/niet mee aan het inwendig milieu
A
Wel
B
Niet

Slide 11 - Quiz

Wat hoort bij de volgende beschrijving? VAN opslag in organen NAAR inwendig milieu
A
reserves aanvullen
B
reserves opnemen
C
uitscheiding
D
voedsel opnemen

Slide 12 - Quiz

Het gele beenmerg houdt het inwendige milieu constant door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 13 - Quiz

Welke stoffen zitten in je inwendig milieu?
A
glucose in je bloedplasma
B
zuurstof in je longen
C
vitamine in je dikke darm
D
zouten in je urine

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een inwendig milieu
A
Huid
B
Mondholte
C
Darmen
D
Bloed/weefselvloeistof

Slide 15 - Quiz

Darmkanaal houdt het inwendige milieu door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 16 - Quiz

Is het voedsel dat je eet, het inwendige of uitwendige milieu?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendige milieu

Slide 17 - Quiz

Waar hoort urine bij?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu

Slide 18 - Quiz

Een blaar bestaat uit weefselvloeistof, is dit het inwendige of het uitwendige milieu?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendige Milieu?

Slide 19 - Quiz

De longen houden het inwendig milieu constant door
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 20 - Quiz

Welke rol hebben de spieren bij het instant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming

Slide 21 - Quiz

Welke rol heeft de lever bij het instant houden van een constant inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 22 - Quiz

Welke rol spelen de nieren bij het constant houden van het inwendig milieu?
A
Opslag
B
Uitscheiding
C
Bescherming
D
Opname

Slide 23 - Quiz

Welke onderdelen vallen onder het inwendige milieu? En welke onder het uitwendige milieu? Sleep naar het juiste vak!
Inwendig milieu
Uitwendig milieu
In de mond
In het bloed
In de blaas
In de darmen
Weefselvloeistof

Slide 24 - Drag question

Inwendig milieu
Uitwendig milieu
Bloedplasma
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Wereld om je heen
Weefselvloeistof tussen cellen 

Slide 25 - Drag question

De afbeelding gaat over de mens. Je ziet hoe stoffen worden uitgewisseld tussen uitwendig milieu, inwendig milieu en de opslag in organen.

4 processen in het menselijk lichaam zijn.





Sleep de processen naar het juiste nummer in de afbeelding
reserves aanvullen
reserves opnemen
uitscheiden
voedsel opnemen

Slide 26 - Drag question

Tekst
Tekst
Uitscheidingsorganen
Tekst
Koolstofdioxide en water
medicijnen
alcohol
afvalstoffen
Zouten
water
Water, zouten, overtollige vitaminen, afvalstoffen
Longen
Nieren
Huid
Lever

Slide 27 - Drag question

Hieronder zie je organen uit het menselijk lichaam en de bijbehorende functies. Verbindt het juiste orgaan met de functie
afgifte van warmte
afgifte van urine
opslag van vet
opslaan van glycogeen
uitscheiden van ureum
huid
lever
nieren
pijpbeenderen
urineblaas

Slide 28 - Drag question

Opslag in huid
Uitscheiding via nieren
Opname voedingsstof
Opname zuurstof
Uitscheiding Koolstofdioxide
Opslag in spieren
Uitscheiding via de lever
Opslag in geel beenmerg
Opslag in lever

Slide 29 - Drag question