H1 Spelling H4 ww-spelling (les 1)

timer
10:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Ik kan:
  • voltooide en onvoltooide deelwoorden correct spellen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Klaar of niet?
Wie zijn er klaar met de "actie" en wie niet?

a. Dyon en Jordi gaan fietsend naar de training.
b. Marleen en Noortje zijn naar de training gefietst.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Klaar of niet?
Wie zijn er klaar met de "actie" en wie niet?

a. Wytse en Lars hebben tot 's avonds laat gekletst.
b. Else en Senne lopen kletsend door de winkelstraat.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waaraan zie je dat?
Klaar met de actie: 
Marleen en Noortje + Wytse en Lars

Er staat een voltooid deelwoord in de zin.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord (vd)?

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend →  De regen is voorbij, het is nu droog.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?

  • Het heeft altijd een ander werkwoord erbij (hebben, zijn of worden).
  • Begint bijna altijd met ge-.

Voorbeelden:
Ik ben gebleven, ik heb gehuild, ik word gezocht

Slide 8 - Slide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Wat is het voltooid deelwoord (vd) in de zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden, omdat mijn vader in zijn vinger had gezaagd. 

Slide 9 - Slide

gezaagd
Wat is het voltooid deelwoord (vd) in de zin?
Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spruitjes lust. 

Slide 10 - Slide

gekocht
Let op
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

De uitgang bepalen
- gezaagd
- bezocht
- ontvangen


Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 12 - Slide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Weet je nog?
Zwakke werkwoorden
blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Sterke werkwoorden 
hebben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij de sterke werkwoorden.

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.



Slide 14 - Slide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Voorbeelden 
Sterk ww
lopen - liep - gelopen
slapen - sliep - geslapen

Zwak ww
koken - kookte - gekookt
tekenen - tekende - getekend

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

-t of -d?

Gebruik de verlengproef:
Maakt het voltooid deelwoord langer met -e. Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.

Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
kofschip X, schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d.
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 17 - Slide

Deze regel is bij de verleden tijd al aan bod geweest.
Voorbeeld
Hij heeft zijn geld eerlijk ... verdient of verdiend?

Langer maken met -e: verdiende

Je hoort een -d, dus je schrijft VERDIEND

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Onvoltooid deelwoord
(od)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Onvoltooid deelwoord (od)
Het od geeft aan dat de handeling nog aan de gang is.

Hij bereikte al zwemmend de kust 
van Engeland.

De kinderen kwamen fluisterend het lokaal binnen.



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Onvoltooid deelwoord (od): schrijfwijze

🡪 Een od schrijf je als infinitief +d

Juichend, slapend, gapend, fietsend, 
whatsappend, bellend


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
We maken opdracht 1 (blz. 126). 
Als je daarmee klaar bent, ga je verder met opdr. 2 en 3 op blz. 127.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Les 1: lezen theorie blz. 126
Les 2: lezen theorie blz. 156
Les 3: maken 
blz. 127 opdr. 3
blz. 157 opdr. 2 + 3

Let op: in de 3e les van week 38 (20-09 t/m 24-09) heb je tijdens de laatste NL les van de week een SO spelling H1 t/m H5. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
De kaartjes voor het theater waren te duur, dus toen hebben we maar een museum bezocht. 

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu kan hij de huur niet betalen.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang van het werkwoord 'klemmen'.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Verleng het voltooid deelwoord:

leren


A
Geleerte
B
Geleerde

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: leren.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Verleng het voltooid deelwoord:

staken


A
Gestaakte
B
Gestaakde

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: staken

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Verleng het voltooid deelwoord:

strooien


A
Gestrooite
B
Gestrooide

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: strooien

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
___ (surfen) op de golven komen de dolfijnen dichterbij.
A
Gesurft
B
Surfent
C
Gesurfd
D
Surfend

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
Heeft Jos eigenlijk wel zijn tanden ___ (poetsen)?
A
gepoetst
B
poetsent
C
gepoetsd
D
poetsend

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
De minister heeft ___ (stotteren) veel ___ (beloven).
A
gestottert, belooft
B
stotterent, belovent
C
stotterend, beloofd
D
stotterend, belooft

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions