Thema 3 - Ecologie

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

In een duingebied groeien helmgras en bloeiende planten. In het voorjaar komen er veel konijnen voor, die van de planten eten. Soms zijn er ook roofvogels, die jagen op de konijnen. In warme, droge zomers drogen de zandbodem en de waterpoelen uit.

Noem twee factoren uit de tekst. Geef van elke factor aan of het een biotische of een abiotische factor is. Leg je keuze uit.

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

In welk van de volgende voorbeelden is sprake van een biotische factor?
A
De temperatuur van het water stijgt
B
Het aantal zonuren neemt toe
C
De hoeveelheid zuurstof in de lucht verandert
D
Een toename van het aantal roofdieren

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Twee musjes leven samen in een boom, hier wonen ook nog wat insecten.
Welk ecologisch niveau is dit?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Wat is een logisch gevolg voor een roofdier als zijn prooidieren verdwijnen?
A
De populatie groeit
B
De populatie blijft gelijk
C
De populatie neemt af
D
Er is geen invloed

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Welk organisme hoort tot de producenten in een ecosysteem?
A
Stekelbaars
B
Alg
C
Muggenlarve
D
Snoek

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Op een grasvlakte leven gras, konijnen, vossen en buizerds. Konijnen eten gras, vossen eten konijnen en buizerds jagen soms op vossen.
Buizerd
Gras
Vos
Konijn
Producent
Consument vd 1e orde
Consument vd 2e orde
Consument vd 3e orde

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Na een hevige brand is een deel van een bos volledig afgebrand. De eerste jaren na de brand verschijnen vooral mossen en grassen, gevolgd door struiken en jonge boompjes. Na tientallen jaren is het gebied weer begroeid met volwassen bomen.
Hoe noemen we dit fenomeen? En hoe noemen we mossen en grassen die als eerst verschenen na de brand.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Leg uit wat er met de energie gebeurt in een dood organisme dat niet wordt opgegeten. Gaat die energie verloren?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Noem twee manieren waarop mensen afhankelijk zijn van het milieu voor hun levensonderhoud.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Wat is een belangrijk doel van duurzame landbouw?
A
Zoveel mogelijk opbrengst behalen
B
De grond zo snel mogelijk benutten
C
Behoud van biodiversiteit en bodemkwaliteit
D
Intensieve inzet van kunstmest

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Olievervuiling in zee
Gebruik van pesticiden
Verbranding van fossiele brandstoffen
Overmatig kappen van bossen
Versterkt het broeikaseffect
Minder CO₂-opname door planten
Afname van insectenpopulaties
Schade aan zeeleven en ecosystemen

Slide 33 - Drag question

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Waar of niet waar:
Het broeikaseffect is gevaarlijk voor onze planeet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Waarom wordt biobrandstof als koolstofdioxide-neutraal beschouwd?
A
Omdat planten tijdens de groei CO₂ opnemen
B
Omdat het geen CO₂ produceert
C
Omdat het uit fossiele resten bestaat
D
Omdat het wordt verbrand met zuivere zuurstof

Slide 42 - Quiz

Een kuifeend heeft dagelijks 120 gram voedsel nodig. Hij eet schelpdieren waarvan gemiddeld slechts 5% van het gewicht uit eetbaar vlees bestaat. Als één schelpdier gemiddeld 6 gram weegt, hoeveel schelpdieren moet de kuifeend eten om voldoende energie binnen te krijgen? Laat je berekening zien.

Slide 43 - Open question