4.1 Oefentoets Vertering- en zenuwstelsel

1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesplanning vandaag
Oefentoets
Begrippen leren

Slide 2 - Slide

Oefentoets
Over thema verteringsstelsel en het zenuwstelsel 
Zie ook:
  • Lessen op Lesson-Up (op ELO)
  • De dikgedrukte begrippen in reader "vertering- en zenuwstelsel" (ook op de ELO)

Slide 3 - Slide

25 vragen over het thema Verteringsstelsel en zenuwstelsel

Wat: Als je een vraag fout hebt beantwoord, schrijf je het onderwerp op. Na de toets ga je deze onderwerpen bestuderen in de reader
Hoe: Pen, papier en de reader (op de ELO)
Tijd: ~30 min.

Slide 4 - Slide

Herbivoren hebben
A
Knipkiezen en een lang verteringsstelsel
B
Plooikiezen en een kort verteringsstelsel
C
Knobbelkiezen en een lang verteringsstelsel
D
Plooikiezen en een lang verteringsstelsel

Slide 5 - Quiz

Glucose, fructose en zetmeel zijn voorbeelden van
A
Vetten
B
Koolhydraten
C
Eiwitten
D
Vitaminen

Slide 6 - Quiz

Welk enzym wordt in de maag toegevoegd?
A
Amylase
B
Tripsine
C
Lipase
D
Pepsine

Slide 7 - Quiz

Welk enzym wordt in de mondholte toegevoegd?
A
Amylase
B
Tripsine
C
Lipase
D
Pepsine

Slide 8 - Quiz

Vitamines zijn
A
Bepaalde aminozuren die het lichaam niet kan maken
B
Bepaalde vetzuren die het lichaam niet kan maken
C
Organische stoffen die het lichaam niet kan maken
D
Bepaalde mineralen die het lichaam niet kan maken

Slide 9 - Quiz

In welk orgaan wordt gal gemaakt?
A
Lever
B
Alvleesklier
C
Twaalfvingerige darm
D
Galblaas

Slide 10 - Quiz

Afvalstoffen worden in de vorm van … uitgescheiden door de nieren

A
Ammonia
B
Urine
C
Ureum
D
Zouten

Slide 11 - Quiz

Als voedsel door de maag verwerkt is dan gaat het via de maagportier naar
de ...
A
Twaalfvingerige darm
B
Alvleesklier
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 12 - Quiz

Voedsel wordt door de darmen verplaatst door middel van
A
De zwaartekracht
B
Een duwende beweging van de darmvlokken
C
Microvilli
D
De peristaltische beweging

Slide 13 - Quiz

De dikke darm
A
Neemt voedingstoffen op via darmepitheelcellen
B
Haalt water uit de voedselbrij door osmose
C
Slaat feces (ontlasting) op
D
Een combinatie van antwoord a, b en c

Slide 14 - Quiz

In de afbeelding zie je een proces, welk proces is dit?
A
Pupilreflex
B
Enzymwerking
C
De werking van de gehoorbeentjes
D
Accomoderen

Slide 15 - Quiz

De poortader brengt voedingsstoffen van de darmen naar de lever
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Welk antwoord omschrijft de betekenis van homeostase het beste?
A
De optimale toestand van het interne milieu behouden
B
Het regelen van een goede lichaamstemperatuur
C
Het regelen van de bloedsuikerspiegel
D
Het bloed de juiste pH laten behouden

Slide 17 - Quiz

De nefronen in de nier zitten vooral in
A
De nierschors
B
Het niermerg
C
De nierschors en het niermerg
D
Het nierbekken en de nierschors

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Motorische zenuwcellen
A
Brengen impulsen naar de hersenen
B
Brengen impulsen naar de spieren

Slide 21 - Quiz

Een signaal gaat op de volgende manier door het lichaam. Zintuigcel ontvangt prikkel en stuurt impuls, impuls gaat naar het ruggenmerg, ruggenmerg zendt signaal naar een motorische zenuwcel die een spier aanstuurt.
A
Dit is een reflex
B
Dit is een normale signaal verwerking

Slide 22 - Quiz

Een zenuwcel ontvangt impulsen vanaf ..
A
de axon
B
het axon-uiteinde
C
de dendrieten
D
de synapsen

Slide 23 - Quiz

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit
A
Alle zenuwuiteinden van je zintuigen
B
Sensorische en motorische zenuwcellen
C
De hersenen en het ruggenmerg
D
Hersenen en alle zenuwuiteinden

Slide 24 - Quiz

Je voelt niet dat iemand je schouder aantikt. Wat is er aan de hand?
A
De drempelwaarde is overschreden waardoor de hersenen de aanraking niet registreren
B
De drempelwaarde is niet bereikt waardoor er geen impuls kan ontstaan
C
Je hebt geen tastzintuigen op je schouder

Slide 25 - Quiz

Het autonome zenuwstelsel is voor
A
Bewegingen
B
Aanvoerende (gevoels-) zenuwcellen
C
Verwerking van impulsen
D
Het regelsysteem voor onbewuste functies

Slide 26 - Quiz

De staafjes in je oog zorgen voor het doorgeven van prikkels gericht op
A
Kleur
B
Contrast

Slide 27 - Quiz

Als je alleen maar van dichtbij goed kan zien dan ben je verziend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

De zintuigcellen in het oor zitten
A
In de drie gehoorbeentjes
B
In het trommelvlies
C
in de buis van Eustachius
D
In het slakkenhuis

Slide 29 - Quiz

Wat is de naam van onderdeel 7?
A
Het trommelvlies
B
Buis van Eustachius
C
De gehoorzenuw
D
De stijgbeugel

Slide 30 - Quiz

In de afbeelding zie je de beeldvorming van iemand
A
Die scheel is
B
Die kleurenblindheid heeft
C
Die verziend is
D
Die bijziend is

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Pauze 

Slide 33 - Slide

Aan de slag!
Wat: Zoek de onderwerpen op in de reader en vat dit voor jezelf samen.
Hoe: Reader op de ELO

Uitkomst: Persoonlijke samenvatting van wat je nog kunt leren voor de toets.

Slide 34 - Slide

Volgende week
Toets Verteringsstelsel en het zenuwstelsel
Leer de lessen van LessonUp (zie ELO)
En dikgedrukte woorden in reader

Slide 35 - Slide