leestekens basis 1






Leestekens
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson






Leestekens

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhaling leestekens
- Uitleg komma's
- Werkblad maken
- Nakijken werkblad
- Kahoot leestekens


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wanneer je een komma gebruikt.
2. Je kunt komma's gebruiken in je zinnen. 

Slide 3 - Slide

Uit welke drie onderdelen bestaat een persoonlijk verslag? En wat staat er boven- en onderaan?

Slide 4 - Open question

Wanneer gebruik je hoofdletters?
Noem er drie.

Slide 5 - Open question

Wanneer gebruik je een komma? Noem drie situaties.

Slide 6 - Open question

Wanneer gebruik je een komma?
1. Bij een opsomming
2. Woorden zoals maar, want, omdat
3. Tussen twee persoonsvormen

Slide 7 - Slide

Opsomming
Als je meerdere dingen achter elkaar noemt, zet je een komma tussen de woorden. 
Voorbeeld: In mijn tas heb ik een pen, een boek, een schrift en een agenda.
Voorbeeld: Voor mijn verjaardag kreeg ik een fiets, parfum, een boek en een taart. 

Slide 8 - Slide

Schrijf de zin over met leestekens:
in de dierentuin hebben we giraffen olifanten en pinguïns

Slide 9 - Open question

Schrijf de zin over met leestekens:
neem voor de volgende les een pen een potlood een gum en je laptop mee

Slide 10 - Open question

Voegwoorden
Soms worden twee zinnen aan elkaar geknoopt met een voegwoord. 
Voegwoorden: want, maar, omdat, daardoor, tenzij
Voorbeelden:
1. Ik blijf binnen, omdat het regent.
2. Ik wilde naar het park, maar het regende. 

Slide 11 - Slide

Schrijf de zin over met leestekens:
ik wist het antwoord niet maar emre wel

Slide 12 - Open question

Schrijf de zin over met leestekens:
megan is er niet want er brand geen licht op haar kamer.

Slide 13 - Open question

Komma
Je zet een komma tussen twee persoonsvormen in één zin.
Als je een vraag hebt, mag je altijd langskomen.

Slide 14 - Slide

Wat is er fout?
Als jij opschiet kunnen we de trein nog halen.

Slide 15 - Open question

10) Noteer de persoonsvormen.
Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
(zet een komma tussen de twee woorden)

Slide 16 - Open question

Zelfstandig werken
Maken werkblad komma's

Klaar? Ga (in stilte) iets voor jezelf doen.
timer
15:00

Slide 17 - Slide