H3.2 Metalen en zouten

H3.2 Metalen en zouten
1 / 41
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H3.2 Metalen en zouten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen: je kunt na deze paragraaf
•  Uitleggen wat een metaalrooster en een ionrooster is.
• Toelichten wat een metaalbinding is en wat een ionbinding is.
• Aangeven hoe het komt dat metalen en zouten meestal hoge smelt- en kookpunten hebben.
• Uitleggen wanneer en waardoor metalen en zouten stroom geleiden.
• Uitleggen wat een legering is en waarin die in eigenschappen verschilt van het oorspronkelijke metaal.
• Uitleggen hoe een zout ontstaat.

Slide 3 - Slide

Instructie

Les 2 (H3.2):
  • Metalen => Metaalrooster
  • Zouten => Kristalrooster (= Ionrooster)
  • Reactie tussen metaal en niet-metaal (ontstaan zout)

Slide 4 - Slide

Geleiden van elektrische stroom als:
- er moeten geladen deeltjes zijn EN
- deze geladen deeltjes moeten vrij kunnen bewegen
Moleculaire stoffen
Ongeladen deeltjes, dus GEEN geleiding
Zouten
Geladen deeltjes (ionen), maar bewegen alleen vrij in de vloeibare fase. Dus geleiding alleen in vloeibare fase.
Metalen
Geladen deeltjes (elektronen) en bewegen altijd vrij. 
Dus altijd geleiding.
Bohrmodel
Oplosbaarheid NaCl
Stearinezuur

Slide 5 - Slide

Metaalrooster
Metaalrooster

Slide 6 - Slide

Ionrooster

Slide 7 - Slide

Molecuulrooster

Slide 8 - Slide

Buigzaamheid

Metalen buigen, zouten niet. 

Dit heeft te maken met hun roosters.

Slide 9 - Slide



Metaalrooster
Metaalrooster

Slide 10 - Slide

Ionrooster
Ionrooster

Slide 11 - Slide

Hoe kun je stoffen herkennen?
Formules van stoffen:
  • Moleculaire stoffen: niet-metaal atomen
  • Zouten: metaal + niet-metaal atomen
  • Metalen: metaal atomen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Lesdoelen: je kunt na deze paragraaf
•  Uitleggen wat een metaalrooster en een ionrooster is.
• Toelichten wat een metaalbinding is en wat een ionbinding is.
• Aangeven hoe het komt dat metalen en zouten meestal hoge smelt- en kookpunten hebben.
• Uitleggen wanneer en waardoor metalen en zouten stroom geleiden.
• Uitleggen wat een legering is en waarin die in eigenschappen verschilt van het oorspronkelijke metaal.
• Uitleggen hoe een zout ontstaat.

Slide 14 - Slide

Waarom is in het ionrooster het chloride ion groter weergegeven dan het natriumion?
A
Het chloride ion is belangrijker.
B
Het chloride ion lost het eerste op.
C
Beide ionen zijn eigenlijk even groot, verschil is zo duidelijker.
D
Het chloride ion heeft meer elektronen.

Slide 15 - Quiz

Moleculaire stoffen bestaan uit moleculen.
Waaruit zijn moleculen opgebouwd?
A
Ionen
B
Atomen

Slide 16 - Quiz

In welke 3 groepen kun je stoffen indelen op basis van hun elektrisch geleidingsvermogen?
A
Halogenen, Metalen, Zouten
B
Metalen, Niet-metalen, Zouten
C
Niet-metalen, Zouten, Moleculaire stoffen
D
Metalen, Zouten, Moleculaire stoffen

Slide 17 - Quiz

Wat voor
soort stof
is dit?
A
Zout
B
Metaal
C
Moleculaire stof

Slide 18 - Quiz

Welke stof is een voorbeeld van een element?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz

Welke verbinding heeft de volgende ontleedbare stof:
IJzeroxide
A
ionaire verbinding
B
moleculaire verbinding

Slide 20 - Quiz

Welke verbinding heeft de volgende ontleedbare stof:
Natriumfluoride
A
ionaire verbinding
B
moleculaire verbinding

Slide 21 - Quiz

Welke verbinding heeft de volgende ontleedbare stof:
zwavel-di-oxide
A
ionaire verbinding
B
moleculaire verbinding

Slide 22 - Quiz

Wat is CO?
En is CO een element of een verbinding?
A
cobalt, een element
B
cobalt, een verbinding
C
koolstofmonoxide, een element
D
koolstofmonoxide, een verbinding

Slide 23 - Quiz

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen

Slide 24 - Quiz

Hoe heet een stof die verschillende soorten moleculen heeft?
A
zuivere stof
B
mengsel
C
element
D
verbinding

Slide 25 - Quiz

Welke letter geeft een zuivere verbinding aan?
A
A
B
B
C
C

Slide 26 - Quiz

Hoe heet een verbinding tussen een metaal en een niet-metaal
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering

Slide 27 - Quiz

Hoe heet een mengsel tussen twee metalen
A
moleculaire stof
B
ionaire stof
C
atomaire stof
D
legering

Slide 28 - Quiz

wat is het grootste voordeel van een legering?
A
goedkoper
B
sterker
C
makkelijker te bewerken
D
duurder

Slide 29 - Quiz

Welke legering bestaat uit koper en zink
A
Messing
B
Brons
C
Nordic gold
D
Soldeer

Slide 30 - Quiz

Wat is staal?
A
Een andere vorm van ijzer
B
Het metaal ijzer met daarin C-atomen
C
Het metaal ijzer met daarin Zn-atomen
D
Het metaal ijzer met daarin Sn-atomen

Slide 31 - Quiz

Wat is een goede eigenschap van Staal?
A
Staal is zacht
B
Staal is hard/sterk
C
Staal is niet buigzaam
D
Staal is erg goedkoop

Slide 32 - Quiz

Wat gebeurt er met staal als je daaraan nog meer koolstof toevoegt?
A
Het wordt harder
B
Het wordt zachter
C
Het wordt harder, maar breekt ook makkelijker
D
Het is niet meer buigzaam

Slide 33 - Quiz

Vorming van een zout
  • Atoommodel van Bohr: protonen en
    neutronen in kern, elektronen in schillen eromheen.
  • Valentie-elektronen zijn elektronen
    in de buitenste schil.
  • Edelgasconfiguratie: 8 elektronen
    in buitenste schil. 

Slide 34 - Slide

Vorming van een zout
  • Na heeft 1 valentie-elektron
  • Wordt zelf Na+-ion

  • Cl heeft 7 valentie-elektronen.
  • Wilt er nog 1 voor edelgasconfiguratie
  • Wordt zelf Cl- -ion

Slide 35 - Slide

Vorming van een zout
  • Metaal en een niet-metaal
  • Ionen die ontstaan trekken elkaar aan: ionbinding
  • Ionen zitten in een ionrooster

Slide 36 - Slide

Heb je wat aan deze les gehad?
A
B

Slide 37 - Quiz

Wat wil je dat de volgende les (nogmaals) wordt uitgelegd?

Slide 38 - Open question

Moleculaire stoffen
  • Ongeladen deeltjes
  • Kunnen GEEN elektrische stroom geleiden
  • Molecuulroosters: Moleculen zijn volgens een bepaald patroon gerangschikt.
  • Afhankelijk van de molecuulstructuur welk patroon het rooster en dus het kristal aanneemt.
  • V.b. Zwavel, Suiker, Kaarsvet

Slide 39 - Slide

Zouten
  • Geladen deeltjes (positieve en negatieve ionen) => In vaste toestand NIET vrij bewegen, in oplossing WEL vrij bewegen.
  • Kunnen alleen  opgelost elektrische stroom geleiden
  • Ionrooster: positieve ionen zijn geplaatst naast negatieve ionen =>
     + en - trekken elkaar aan => stevig rooster.
  • Afhankelijk van de grootte en de lading van de ionen welke vorm het rooster en dus het kristal aanneemt.
  • V.b. Zinkchloride, Natriumchloride, Natriumfluoride etc.

Slide 40 - Slide

Metalen
  • Geladen deeltjes (elektronen) => Zowel vaste als vloeibare toestand bewegen de elektronen vrij.
  • Metaalatomen veranderen dan in positieve ionen => - en + trekken elkaar aan => Stevig Metaalrooster.
  •  In vaste fase bewegen alleen de vrije elektronen, de positieve metaalionen blijven op hun plaats.
    In de vloeibare fase bewegen zowel de vrije elektronen als de positieve metaalionen.
  • V.b. Koper, Zink, Goud, Lood

Slide 41 - Slide