Keuzevoorzetsels

Keuzevoorzetsels
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Keuzevoorzetsels

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

3e naamval
Je krijgt antw oord op de vraag: 
wo? (waar) of wann? (wanneer)

ergens zijn

Slide 3 - Slide

voorbeeld

Sie steht vor d... Laden(m). 
waar staat zij? "voor de winkel" dus 3e naamval
Sie steht vor dem Laden.

Slide 4 - Slide

4e naamval
Je krijgt antwoord op de vraag:
wohin? (waarheen)

ergens komen

Slide 5 - Slide

voorbeeld
  Er springt in d... Schwimmbad (o).
waarheen springt hij? "in het zwembad" dus 4e naamval
Er springt in das Schwimmbad.

Slide 6 - Slide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin? = geen antwoord?
7 = an, hinter, neben, in, unter, vor, zwischen--> 3e naamval
2 = auf, über--> 4e naamval

Slide 7 - Slide

Er setzt sich neben sein... Freund (m)
A
sein
B
seiner
C
seinem
D
seinen

Slide 8 - Quiz

Je kunt de vraag stellen: wohin?
Wohin setzt er sich? --> neben seinen Freund 

Er is een BEWEGING 

Slide 9 - Slide

Der Hund ist unter d... Sofa (o).
A
das
B
dem
C
die
D
der

Slide 10 - Quiz

Je kunt vragen: Wo?
Wo ist der Hund? --> unter das Sofa 

Slide 11 - Slide

Richtig
Falsch
Das Auto steht in der Garage(v).
Er legt das Buch in der Ecke(v).
Ich warte auf meine Mutter(v).
Der Koala steht zwischen dem Autos(mv). 
Der Ball fliegt über dem Netz(o).

Slide 12 - Drag question

Wir hängen das Gemälde an d... Wand (v).

Slide 13 - Open question

Je kunt vragen: wohin?
Wohin hänger wir das Gemälde? An die Wand. 
Beweging!!

Slide 14 - Slide

Wir stehen auf d... Podium (o).

Slide 15 - Open question

Je kunt vragen: wo?
Wo stehen wir? Auf das Podium 
STILSTAAND 

Slide 16 - Slide

In ... Zeitung (v) habe ich einen Artikel gelesen
A
dem
B
das
C
die
D
der

Slide 17 - Quiz

Je kunt vragen: wo?
Wo habe ich einen Artikel gelesen? In der Zeitung 

Slide 18 - Slide

Sie steht neben ... (hem)
A
er
B
ihm
C
sie
D
ihn

Slide 19 - Quiz

Je kunt vragen: wo?
Wo steht sie? Neben ihm 

Slide 20 - Slide

Heute Abend gehe ich in ... Ausstellung (v).
A
ein
B
einem
C
eine
D
einen

Slide 21 - Quiz

Je kunt vragen: Wohin?
Wohin gehe ich heute Abend? In eine Ausstellung. 

Slide 22 - Slide

Fleur hat viel über ... (jou) erzählt.
A
dir
B
dich
C
du
D
sie

Slide 23 - Quiz

Hier kun je geen vraag stellen. 
Je krijgt dus de 7/2-regel. 
Het voorzetsels is über dus krijg je de 2
-> 4e naamval en wordt dus dich

Slide 24 - Slide